Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak kwam voor de rechtbank na een inval door de politie op 4 december 2018, waarbij in de woning van de verdachte en haar medeverdachte een vuurwapen en een aanzienlijk geldbedrag van € 43.200,- werd aangetroffen. De verdachte verklaarde dat een deel van het geld afkomstig was van een gift van haar ouders en dat zij niets wist van het vuurwapen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
De rechtbank beoordeelde de bewijsvoering en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwapen, aangezien er geen bewijs was dat haar DNA op het wapen was aangetroffen. De verklaring van de medeverdachte, die aangaf dat het wapen van hem was, werd niet als onwaarschijnlijk beschouwd. Wat betreft het geldbedrag, gaven zowel de verdachte als de medeverdachte verifieerbare verklaringen over de herkomst van het geld, die niet door het openbaar ministerie waren onderzocht. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het geld van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het witwassen als het voorhanden hebben van het vuurwapen, omdat niet was bewezen dat zij deze feiten had begaan. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier en werd op de openbare terechtzitting uitgesproken. De rechtbank hefte tevens het bevel tot voorlopige hechtenis op, dat eerder was geschorst.