ECLI:NL:RBROT:2020:4892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
ROT 20/1237, ROT 20/2164, ROT 20/2165, ROT 20/2166, ROT 20/2167, ROT 20/2168, ROT 20/2185, ROT 20/2186, ROT 20/2187 en ROT 20/2188
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van termijn door De Nederlandsche Bank N.V. en verzoek om proceskostenveroordeling

Op 9 maart 2020 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening tien besluiten van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) te schorsen. DNB heeft op 1 mei 2020 aan de rechtbank en verzoekers medegedeeld dat zij de termijnen voor de uitvoering van de besluiten wil verlengen tot tien weken na de uitspraak op het beroep met zaaknummer ROT 19/856, welke uitspraak uiterlijk op 20 juli 2020 zou plaatsvinden. Op 12 mei 2020 hebben verzoekers hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om DNB te veroordelen in de proceskosten op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). DNB heeft hierop gereageerd met een brief op 28 mei 2020.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a van de Awb, DNB kan worden veroordeeld in de proceskosten, omdat DNB aan verzoekers is tegemoetgekomen door de uitvoering van het bestreden besluit voorlopig op te schorten. De voorzieningenrechter stelt vast dat de tien zaken als samenhangende zaken moeten worden aangemerkt, wat betekent dat de proceskosten gelijkelijk over deze zaken moeten worden verdeeld. De kosten voor de rechtsbijstand worden vastgesteld op € 1181,25, gebaseerd op de punten en de wegingsfactoren die van toepassing zijn op deze samenhangende zaken.

De voorzieningenrechter beslist dat DNB in de proceskosten van verzoekers wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1181,25, gelijkelijk te verdelen over de tien zaken. Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, op 3 juni 2020. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 20/1237, ROT 20/2164, ROT 20/2165, ROT 20/2166, ROT 20/2167, ROT 20/2168, ROT 20/2185, ROT 20/2186, ROT 20/2187 en ROT 20/2188
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 juni 2020 als bedoeld in artikel 8:84, vijfde lid, in verbinding met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaken tussen
Verzoekers
gemachtigde: mr. G.P. Roth,
en

De Nederlandsche Bank N.V., verweerster (DNB),

gemachtigde: mr. C.A. Geleijnse.

Procesverloop

Op 9 maart 2020 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening tien besluiten van DNB te schorsen.
Bij brief van 1 mei 2020 heeft DNB de rechtbank en verzoekers medegedeeld dat zij aanleiding ziet de termijnen waarbinnen uitvoering moet worden gegeven aan de bij deze besluiten aan verzoekers gegeven aanwijzingen te verlengen tot tien weken na de dag waarop de rechtbank Rotterdam uitspraak heeft gedaan op het beroep met zaaknummer ROT 19/856, ervan uitgaande dat deze uitspraak uiterlijk op 20 juli 2020 wordt gedaan.
Bij brief van 12 mei 2020 hebben verzoekers hun verzoeken om voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verzocht DNB bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten.
Bij brief van 28 mei 2020 heeft DNB een reactie gegeven op dit verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van die wet in de proceskosten worden veroordeeld.
2. Bij de overeenkomstige toepassing van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in een voorlopige voorzieningprocedure wordt geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen in de zin van dit artikel als het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit voorlopig opschort of anderszins een maatregel treft waartoe het verzoek om voorlopige voorziening strekt.
3. Niet is in geschil dat DNB met haar voormelde mededeling in haar brief van 1 mei 2020 in deze zin aan verzoekers is tegemoetgekomen. Gelet hierop bestaat aanleiding DNB te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten.
4. Aangezien de tien zaken als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten worden aangemerkt, stelt de voorzieningenrechter deze kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1181,25 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 525,- en twee maal wegingsfactor 1,5 omdat het aantal samenhangende zaken vier of meer is en het gewicht van deze zaken zwaar is), welk bedrag gelijkelijk over de tien zaken moet worden verdeeld. De voorzieningenrechter volgt DNB niet in haar standpunt dat aan deze samenhangende zaken een gemiddeld gewicht dient te worden toegekend en dus wat betreft het gewicht van de zaken wegingsfactor 1 moet worden toegepast.
5. De voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierechten zullen op grond van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb door de griffier van de rechtbank worden terugbetaald.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt DNB in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1181,25, gelijkelijk te verdelen over de tien zaken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.F.J. van Beek, griffier. De uitspraak is gedaan op 3 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken
.
de griffier is buiten staat de voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.