Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
De Nederlandsche Bank N.V., verweerster (DNB),
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Rotterdam
Op 9 maart 2020 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening tien besluiten van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) te schorsen. DNB heeft op 1 mei 2020 aan de rechtbank en verzoekers medegedeeld dat zij de termijnen voor de uitvoering van de besluiten wil verlengen tot tien weken na de uitspraak op het beroep met zaaknummer ROT 19/856, welke uitspraak uiterlijk op 20 juli 2020 zou plaatsvinden. Op 12 mei 2020 hebben verzoekers hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om DNB te veroordelen in de proceskosten op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). DNB heeft hierop gereageerd met een brief op 28 mei 2020.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a van de Awb, DNB kan worden veroordeeld in de proceskosten, omdat DNB aan verzoekers is tegemoetgekomen door de uitvoering van het bestreden besluit voorlopig op te schorten. De voorzieningenrechter stelt vast dat de tien zaken als samenhangende zaken moeten worden aangemerkt, wat betekent dat de proceskosten gelijkelijk over deze zaken moeten worden verdeeld. De kosten voor de rechtsbijstand worden vastgesteld op € 1181,25, gebaseerd op de punten en de wegingsfactoren die van toepassing zijn op deze samenhangende zaken.
De voorzieningenrechter beslist dat DNB in de proceskosten van verzoekers wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1181,25, gelijkelijk te verdelen over de tien zaken. Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, op 3 juni 2020. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.