Op 20 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 12 mei 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene, haar advocaat mr. K. Lammers-Roselaar, en twee deskundigen, A. Wolters en J. van der Vlugt, telefonisch werden gehoord vanwege de coronamaatregelen.
De rechtbank beoordeelde of voldaan was aan de criteria voor verplichte zorg. De betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een psychotische stoornis, en haar gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van de zorgmachtiging, maar de rechtbank volgde het advies van de psychiater en oordeelde dat de betrokkene nog niet klaar was voor ambulante behandeling.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 20 november 2020, en bepaalde dat de noodzakelijke maatregelen, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, konden worden getroffen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter mr. A.C. Rop en schriftelijk uitgewerkt op 28 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.