ECLI:NL:RBROT:2020:4863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596762 / FA RK 20-3528
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voortzetting crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 20 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 18 mei 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij de rechtbank op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) moest beoordelen of er sprake was van onmiddellijk dreigend nadeel voor de betrokkene, die in een psychische crisis verkeerde. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene en haar advocaat, alsook medische professionals van GGZ Delfland. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ernstig risico op levensgevaar en lichamelijk letsel, en dat de betrokkene, die leed aan een psychotische stoornis, niet in staat was om haar eigen veiligheid te waarborgen. De rechtbank verleende daarom een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur had van drie weken. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Rop en schriftelijk uitgewerkt door griffier J. Smolders. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596762 / FA RK 20-3528
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 20 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in GGZ Delfland, locatie Dr. Noletstraat te Schiedam,
advocaat mr. G.E.M. Later te Den Haag.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 19 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 18 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van
  • de medische verklaring opgesteld door dr. F.R. Ferdinand, psychiater, van
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz;
  • de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
  • S.N. Bouvie, arts in opleiding tot psychiater, en
  • O. Hoskam, psychiater, beiden verbonden aan GGZ Delfland.
  • [naam tolk] , tolk Spaans.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel.
Voorafgaand aan de opname was sprake van zelfbeschadiging waarbij betrokkene zichzelf in de hals en polsen heeft gesneden. De arts in opleiding verklaart ter zitting dat het toestandsbeeld van betrokkene niet is veranderd. Betrokkene denkt dat de duivel in haar zit en heeft zichzelf tijdens de opname in de hals gesneden. Voorts drinkt betrokkene als ze niet gecontroleerd wordt te veel water waardoor de kans op een elektrolytstoornis bestaat. Daarnaast heeft betrokkene geen ziektebesef. De arts in opleiding acht het risico groot dat betrokkene zichzelf iets aandoet waardoor een opname in de accommodatie noodzakelijk is.
2.1.4.
Vermoed wordt dat voormeld nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychotische stoornis in het kader van schizofrenie.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en/of de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Betrokkene geeft ter zitting aan dat ze naar huis wil. De arts in opleiding bevestigt dit en verklaart daarnaast dat betrokkene haar medicatie weigert.
2.2.3.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Voorts is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 juni 2020.
Deze beschikking is op 20 mei 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Rop, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier op 28 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.