Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had verzocht om de voortzetting van een eerder opgelegde crisismaatregel, die op 13 mei 2020 was genomen. Dit verzoek werd ingediend met bijlagen, waaronder een medische verklaring van drs. F.C. Karayalcin, psychiater, en relevante politie- en justitiële gegevens. De mondelinge behandeling vond ook op 15 mei 2020 plaats, waarbij de betrokkene en zijn advocaat telefonisch werden gehoord, aangezien een fysieke zitting vanwege de coronamaatregelen niet mogelijk was. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank beoordeelde het verzoek op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Volgens artikel 7:7 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, mits er sprake is van onmiddellijk dreigend nadeel en een ernstig vermoeden dat het gedrag van de betrokkene dit nadeel veroorzaakt. Tijdens de zitting verklaarde de arts-assistent dat het psychotisch toestandsbeeld van de betrokkene was verdwenen en dat er geen behandelplan voor hem was, waardoor de opname in de accommodatie geen meerwaarde had. De rechtbank concludeerde dat niet aan de wettelijke criteria was voldaan en wees het verzoek af.
De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.A.C. van Nifterick en is op 20 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.