ECLI:NL:RBROT:2020:4859

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595729 / FA RK 20-3032
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan de betrokkene, geboren in Suriname, op verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek was ingediend op 30 april 2020 en betrof een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, namelijk schizofrenie en een stoornis in cannabisgebruik, wat leidt tot ernstig nadeel. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, werd de advocaat van de betrokkene gehoord, maar de betrokkene zelf was niet bereikbaar.

De rechtbank heeft beoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van drie maanden, in afwijking van de verzochte duur van zes maanden, om de betrokkene de kans te geven zijn mening kenbaar te maken bij een nieuw verzoek.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.A.C. van Nifterick en schriftelijk uitgewerkt door griffier J. Smolders. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595729 / FA RK 20-3032
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 mei 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , Suriname,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 30 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door drs. R. Meuldijk, psychiater, van
  • het zorgplan van 13 maart 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz.
Daarnaast is op 30 april 2020 een wijziging van het verzoekschrift binnengekomen, omdat in het verzoekschrift abusievelijk twee vormen van verplichte zorg, te weten het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie, niet zijn gevorderd.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • de hierboven genoemde advocaat van betrokkene;
  • H. Goris, ambulant behandelaar, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
Hoewel de advocaat van betrokkene abusievelijk niet op de hoogte was gesteld van de mondelinge behandeling, nam zij wel haar telefoon op en kon zij alsnog worden gehoord.
1.5. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Vaststaat dat reeds eerder getracht is betrokkene te horen en dat betrokkene tijdig op de hoogte is gebracht van deze mondelinge behandeling. Betrokkene nam tijdens de mondelinge behandeling echter wederom zijn telefoon niet op.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend. Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt echter dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en een stoornis in cannabisgebruik.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op onder andere maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene neemt antipsychotische medicatie in om een psychotische decompensatie te voorkomen en bovengenoemde nadelen af te wenden. Het is de wens van betrokkene om zijn medicatie af te bouwen. Sinds de afbouw van de medicatie is ingezet is betrokkene echter toenemend geagiteerd tegenover de behandelaren en laat hij (op zijn vaste casemanager na) geen behandelaren binnen. De ambulant behandelaar verklaart ter zitting dat betrokkene in het verleden bij dezelfde dosering medicatie die hij nu krijgt is gedecompenseerd. Het wordt daarom noodzakelijk geacht om toezicht te blijven houden op de medicatie-inname om een psychotische decompensatie te voorkomen.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om ernstig nadeel af te wenden en geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.2.
Betrokkene betwist dat er sprake is van een psychische stoornis en een daaruit voortvloeiend ernstig nadeel. Verder heeft de advocaat van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat betrokkene bereid is om zorg op vrijwillige basis de accepteren. De ambulant behandelaar heeft echter aangegeven dat de vaste casemanager van betrokkene is uitgevallen en betrokkene sindsdien geen behandelaren meer binnen laat. Om die reden kan verplichte zorg – wanneer er niet van de vrijwilligheid van betrokkene uitgegaan kan worden en een psychotische decompensatie dreigt – nodig zijn. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene (tweewekelijks bezoek).
Met betrekking tot de overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in de accommodatie, overweegt de rechtbank het volgende. Deze vormen van verplichte zorg dienen alleen als ‘stok achter de deur’ zodat betrokkene zijn medicatie zal innemen. De ambulant behandelaar heeft tijdens de mondelinge behandeling echter verklaard dat een opname in een accommodatie op dit moment niet noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. Om deze reden neemt de rechtbank deze vormen van verplichte zorg niet op in de zorgmachtiging. Mochten deze vormen van zorg in de toekomst alsnog noodzakelijk worden geacht, dan kan er tijdelijk verplichte (aanvullende) zorg worden verleend als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz en, zo nodig, een wijziging van de zorgmachtiging worden verzocht.
2.2.3.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.4.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het ontbreken van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling geeft de rechtbank aanleiding om de machtiging, in afwijking van de verzochte duur van zes maanden, voor een kortere periode te verlenen. Op deze wijze krijgt betrokkene (indien er een nieuw verzoek wordt ingediend) wederom de kans zijn mening kenbaar te maken. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend voor de duur van drie maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2 kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 augustus 2020.
Deze beschikking is op 15 mei 2020 mondeling gegeven door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier op 20 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.