ECLI:NL:RBROT:2020:4853

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595883 / FA RK 20-3108
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voortzetting crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 6 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 1 mei 2020 opgelegde crisismaatregel voor een betrokkene, die thans verblijft in een accommodatie te Rotterdam. De mondelinge behandeling vond plaats via een telefonische zitting vanwege de coronamaatregelen. Tijdens deze zitting zijn de betrokkene en haar advocaat, mr. H. Bijlsma, gehoord, evenals een arts-assistent van de betrokken instelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die somber en suïcidaal is. Er zijn aanwijzingen dat haar gedrag voortvloeit uit een psychische stoornis, en de rechtbank oordeelt dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 27 mei 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter M. de Geus en schriftelijk uitgewerkt door griffier J. Smolders. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595883 / FA RK 20-3108
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 6 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Maasstadweg te Rotterdam,
advocaat mr. H. Bijlsma te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 4 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 1 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 1 mei 2020;
  • de medische verklaring opgesteld door A.F.R.R. van Reijsen, psychiater, van
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
  • B. te Braake, arts-assistent, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene is somber en suïcidaal. Ze heeft recent een overdosis medicatie genomen en is toen met spoed naar de spoedeisende hulp gebracht. Ze is vervolgens vrijwillig opgenomen in de accommodatie maar geeft ook aan naar huis te willen. Daarnaast is betrokkene zeer wijdlopig en bagatelliserend in haar gedrag. Betrokkene ontkent dat ze suïcidaal is en is toenemend geïsoleerd geraakt. Verder blijkt uit onderzoek dat betrokkene niet kan plannen en woordvind- en geheugenproblemen heeft.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van suïcidaliteit en cognitieve problematiek.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Betrokkene geeft ter zitting aan dat ze niet tevreden is in de accommodatie. Ook de advocaat geeft aan dat betrokkene niet meer in de accommodatie lijkt te willen verblijven. De arts-assistent verklaart ter zitting dat betrokkene lijkt in te stemmen met haar verblijf in de accommodatie maar desgevraagd door de rechter ontwijkt betrokkene ter zitting het antwoord op die vraag. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet sprake is van voldoende bereidheid van betrokkene tot een vrijwillig verblijf in de accommodatie.
2.2.3.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1 kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 mei 2020.
Deze beschikking is op 6 mei 2020 mondeling gegeven door mr. M. de Geus, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier en op 14 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.