ECLI:NL:RBROT:2020:4845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595587 / FA RK 20-2957
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voortzetting crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 29 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 26 april 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij de betrokkene, die lijdt aan een schizoaffectieve stoornis, op dat moment in een crisisverblijf was. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch gehouden in verband met de coronamaatregelen. De betrokkene stemde in met deze procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstige psychische schade en verwaarlozing, en dat de betrokkene zich verzet tegen de zorg. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk en evenredig is om het ernstig nadeel af te wenden. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 20 mei 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.P. van de Beek en schriftelijk uitgewerkt door griffier J. Smolders.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595587 / FA RK 20-2957
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 29 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Albrandswaardsedijk te Poortugaal,
advocaat mr. L.C. Baars te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 28 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 26 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van
  • de medische verklaring opgesteld door drs. C. Tuijl, psychiater, van 26 april 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens;
  • het bericht dat er geen strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 april 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
  • [naam spv-er] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, verbonden aan Antes.
Betrokkene stemt in met een mondelinge behandeling per telefoon in verband met het coronavirus.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is bekend met een schizoaffectieve stoornis en is voor de opname gestopt met het innemen van haar medicatie. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige verklaart ter zitting dat betrokkene is gestart met het innemen van lithium maar dat nog steeds sprake is van desoriëntatie en verwarring. Een opname in de accommodatie wordt door de sociaal psychiatrisch verpleegkundige noodzakelijk geacht voor de opbouw van de medicatie en omdat het gevaar bestaat dat betrokkene zichzelf uitput als ze op dit moment naar huis gaat.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een schizoaffectieve stoornis.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en/of de sociaal psychiatrisch verpleegkundige tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Zo geeft betrokkene tijdens de mondelinge behandeling meerdere keren aan dat ze naar huis wil. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.3.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 mei 2020.
Deze beschikking is op 29 april 2020 mondeling gegeven door mr. G.P. van de Beek, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier en op 6 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.