In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben de eiseressen, Alvast B.V. en de Gemeente Rotterdam, een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij met betrekking tot een bruikleenovereenkomst. De rechtbank heeft op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de vraag centraal stond of een boetebeding in de bruikleenovereenkomst als oneerlijk moest worden aangemerkt volgens de Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bruikleenovereenkomst een consumentenovereenkomst is, omdat de gedaagde als natuurlijk persoon handelde. De rechtbank oordeelde dat het boetebeding, dat geen limiet stelde aan de te verbeuren boete, het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoorde ten nadele van de gedaagde. Hierdoor werd het beding als oneerlijk aangemerkt en werd de gevorderde boete niet toegewezen. De rechtbank heeft de gedaagde wel veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.537,37. De uitspraak benadrukt het belang van eerlijke bedingen in overeenkomsten en de bescherming van consumenten tegen oneerlijke voorwaarden.