ECLI:NL:RBROT:2020:4814
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voortzetting crisismaatregel op grond van WvGGZ
Op 19 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om de voortzetting van de op 17 mei 2020 opgelegde crisismaatregel voor een betrokkene die lijdt aan klachten die passen bij de ziekte van Parkinson en dementie. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene en haar advocaat, alsook een psychiater en een arts assistent van GGZ Delfland telefonisch zijn gehoord, vanwege de coronamaatregelen. De officier was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank beoordeelde het verzoek aan de hand van de criteria uit de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (WvGGZ). Volgens artikel 7:7 WvGGZ kan een rechterlijke machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is en er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt. De rechtbank concludeerde dat de situatie van de betrokkene dermate ernstig was dat een zorgmachtiging op grond van de Wet zorg en dwang passender zou zijn. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen.
De beschikking werd mondeling gegeven door rechter G.P. van de Beek en is op 27 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.