ECLI:NL:RBROT:2020:4789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595733 / FA RK 20-3035
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De zaak betreft een cliënt met een psychogeriatrische aandoening die momenteel verblijft bij Careyn Grootenhoek te Hellevoetsluis. Het verzoekschrift van het CIZ was ingediend op 14 april 2020 en na een mondelinge behandeling op 11 mei 2020, waarbij de cliënt en zijn advocaat aanwezig waren, is de rechter tot een beslissing gekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een psychogeriatrische aandoening bij de cliënt, maar dat er geen verzet is tegen de opname en het verblijf in de zorginstelling. De cliënt heeft verklaard dat hij het naar zijn zin heeft in de accommodatie en daar wil blijven. De behandelaren hebben ook geen verzet waargenomen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat de opname en het verblijf niet noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, en heeft het verzoek van het CIZ afgewezen.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter N. Doorduijn en is op 15 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595733 / FA RK 20-3035
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 11 mei 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende te [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende bij Careyn Grootenhoek te Hellevoetsluis,
advocaat mr. M. Lindhout te Den Haag.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Den Haag van 28 april 2020
  • het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie van de rechtbank Den Haag op 14 april 2020 en ingekomen ter griffie van de rechtbank Rotterdam op 29 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 31 maart 2020;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door M. Wetter, arts, van 8 april 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 6 april 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Careyn Grootenhoek van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen;
 het zorgplan.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam arts] , arts en [naam EVV-er] , EVV’er, beiden verbonden aan Careyn Grootenhoek te Hellevoetsluis.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Weliswaar is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van een psychogeriatrische aandoening en dat deze aandoening leidt tot ernstig nadeel, niet gebleken is dat er sprake is van verzet tegen de opname en het verblijf bij de zorgaanbieder.
Tijdens de mondelinge behandeling verklaart cliënt dat hij het naar zijn zin heeft in de accommodatie en dat hij daar wenst te blijven. Ook de behandelaren hebben de afgelopen tijd geen verzet gezien bij cliënt. Hij verblijft rustig op de afdeling. De rechtbank stelt daarmee vast dat de cliënt zich niet langer lijkt te verzetten tegen de opname en het verblijf op de gesloten afdeling, waardoor een besluit op grond van artikel 21 Wzd in de rede ligt. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 11 mei 2020 mondeling gegeven door mr. N. Doorduijn, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 15 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.