ECLI:NL:RBROT:2020:4785

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595575 / FA RK 20-2950
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 29 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die in een psychotische toestand verkeerde en die op 24 april 2020 een crisismaatregel opgelegd kreeg. De officier verzocht om voortzetting van deze maatregel, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. Tijdens de mondelinge behandeling werd betrokkene gehoord, evenals een arts in opleiding tot specialist. De rechtbank oordeelde dat de situatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met de noodzaak tot verplichte zorg, waaronder medicatietoediening en beperking van de bewegingsvrijheid. De rechtbank benadrukte dat het noodzakelijk was dat betrokkene in de accommodatie bleef voor verdere diagnostiek en behandeling. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A. Buizer en schriftelijk uitgewerkt door griffier J. Veldthuis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595575 / FA RK 20-2950
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 29 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie de Gantel te Sliedrecht,
advocaat mr. C.E. Willemsen te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 24 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 24 april 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. P.E. Graveland, psychiater, van 24 april 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens;
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam a.i.o.] , arts in opleiding tot specialist, verbonden aan Yulius, locatie de Gantel.
1.3.
De officier is telefonisch niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische schade.. Betrokkene begon een week voor opname in toenemende mate vreemd gedrag te vertonen. Hij had het idee dat het chaos in zijn hoofd was, dat er gedachten in zijn hoofd werden gebracht en dat hij als een magneet werd gedwongen om een bepaalde richting op te kijken. Hij at en dronk slecht en staarde urenlang naar de lucht. Hij is uiteindelijk opgenomen nadat hij door politieagenten werd aangetroffen op het spoor, waar hij – zo heeft hij verteld aan de arts – aan het hardlopen was. Tijdens de zitting verklaart betrokkene echter dat hij het even niet meer zag zitten.
In de accommodatie is hij rustig aanwezig, maar hij treedt weinig in contact en beantwoordt vragen van de behandelaar kort, oppervlakkig en – zoals voorgaand geschetst – niet altijd consistent. Ook wordt nog oninvoelbaar gedrag waargenomen, lacht en staart hij naar objecten op de afdeling. Gezien deze signalen is er een sterk vermoeden dat betrokkene nog psychotisch is, maar doordat hij zich vaak terugtrekt en niet openstelt kan de behandelaar geen inzicht krijgen in de belevingswereld van betrokkene. Ook is nog niet geheel duidelijk hoe deze eerste psychose is ontstaan en hoe voorkomen kan worden dit zich in de toekomst opnieuw zal voordoen. Het is noodzakelijk dat betrokkene in de accommodatie blijft voor verdere diagnostiek en behandeling, waarbij het van belang is dat betrokkene gaat samenwerken met de behandelaar. Zeker bij een eerste psychose moet er goed behandeld worden ter voorkoming van ernstige psychische schade in de toekomst.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van psychotisch toestandsbeeld.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Hij wil terug naar huis. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 mei 2020.
Deze beschikking is op 29 april 2020 mondeling gegeven door mr. A. Buizer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 4 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.