ECLI:NL:RBROT:2020:4781
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 29 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had verzocht om de voortzetting van de op 26 april 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij de betrokkene, die op dat moment in een psychotische toestand verkeerde, onder behandeling stond. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, werd de betrokkene gehoord samen met zijn advocaat, mr. J.P. Vandervoodt. De psychiater van de betrokkene was ook aanwezig om toelichting te geven.
De rechtbank beoordeelde het verzoek aan de hand van de criteria uit de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Volgens artikel 7:7 Wvggz kan een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel alleen worden verleend als er sprake is van onmiddellijk dreigend en ernstig nadeel. De rechtbank constateerde dat, hoewel de betrokkene eerder in een psychotische toestand verkeerde, hij inmiddels tot rust was gekomen door medicatie en voldoende slaap. De psychose was in remissie en er was geen sprake meer van een onmiddellijk dreigend en ernstig nadeel. Bovendien was de betrokkene bereid om zich vrijwillig te laten behandelen.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie afgewezen. De rechtbank benadrukte dat het belangrijk is dat de betrokkene verder beoordeeld en behandeld zal worden in het EMC, om te leren omgaan met zijn psychische kwetsbaarheid. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.