ECLI:NL:RBROT:2020:4775

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596477 / FA RK 20-3381
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel en beperking van bewegingsvrijheid in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 2003, die thans verblijft in een zorginstelling. De officier van justitie had op 14 mei 2020 verzocht om voortzetting van de op 13 mei 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij de rechtbank op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) de noodzaak van deze maatregel heeft beoordeeld. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen verschenen, waaronder de betrokkene zelf en haar advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die in het verleden suïcidepogingen heeft gedaan en recentelijk in een crisisverkeerssituatie is aangetroffen. De rechtbank oordeelt dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank verleent daarom een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur heeft van drie weken. De rechtbank heeft ook bepaald dat de betrokkene beperkt zal worden in haar bewegingsvrijheid en opgenomen zal worden in een accommodatie. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.I. Hendriks-van Wel en schriftelijk uitgewerkt op 25 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596477 / FA RK 20-3381
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] 2003 te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie Boerhavelaan te Barendrecht,
advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruijn te Spijkenisse.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 13 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 13 mei 2020;
 de medische verklaring opgesteld door H.W. van der Does, psychiater, van 13 mei 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens;
 een uittreksel uit het gezagsregister.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam] , voogdes van betrokkene, verbonden aan Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam;
 H.S. Chung, psychiater, verbonden aan Yulius, locatie Boerhavelaan.
1.3.
De officier is telefonisch niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel.
Betrokkene is in het verleden meerdere keren opgenomen geweest en ook heeft ze in het verleden eerder een suïcidepoging gedaan. Zij is opgenomen nadat zij zonder mededeling op 12 mei 2020 vanuit de Leefgroep de Lansinghe, waar zij woont, is vertrokken. Rond middennacht werd zij in de trein naar Leeuwarden op het Centraal Station in Utrecht aangetroffen. Tot op heden bestaat er onduidelijkheid over de reden waarom zij in deze trein zat. De onafhankelijk psychiater en de psychiater ter zitting verklaren dat zij onderweg was naar een vriendin om afscheid te nemen, mogelijk omdat zij aan suïcide dacht. Betrokkene vertelt dat zij slechts haar gedachten wilden verzetten tijdens deze reis. De afgelopen weken gaat het in ieder geval minder goed met betrokkene. Ze is somber en slaapt slecht. Ook hoort zij stemmen die haar vertellen dat zij een einde aan haar leven moet maken. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de psychiater dat de situatie ongewijzigd is en dat dit een zware periode is voor betrokkene, mede omdat één van haar beste vrienden in het verleden op 17 mei suïcide heeft gepleegd en ook drie andere meisjes die zij gekend heeft recent suïcide hebben gepleegd. Verder verklaren de voogd en de psychiater dat het zorgelijk is dat betrokkene niet meer in contact is met de hulpverleners. Op dit moment is het bieden van een veilige omgeving waar betrokkene tot rust kan komen noodzakelijk. Ook zal vanuit de accommodatie adequate ambulante zorg worden opgestart.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een posttraumatische stressstoornis, depressieve episoden en mogelijk cluster c persoonlijkheidsproblematiek.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Zij verklaart ter zitting dat zij weg wil. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 5 juni 2020.
Deze beschikking is op 15 mei 2020 mondeling gegeven door mr. D.I. Hendriks- van Wel, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 25 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.