In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft op 12 februari 2020 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld, aangezien er vanwege de coronamaatregelen geen fysieke zitting kon plaatsvinden. De moeder, de pleegouders en een vertegenwoordiger van de GI zijn gehoord.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder is door persoonlijke problematiek niet in staat om de zorg voor [naam kind] adequaat te dragen, terwijl de vader niet betrokken is in het leven van [naam kind]. De pleegouders steunen het verzoek van de GI en hebben aangegeven dat [naam kind] zich goed ontwikkelt in hun zorg, maar dat er nog steeds gedragsproblemen zijn die een zorgvuldige begeleiding vereisen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind].
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 19 mei 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg eveneens verlengd tot 19 mei 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.