ECLI:NL:RBROT:2020:4730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
31 mei 2020
Zaaknummer
C/10/590444 / JE RK 20-275
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in het kader van de coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in het kader van de coronamaatregelen, waarbij geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden. In plaats daarvan zijn de betrokkenen telefonisch gehoord, met de bijstand van tolken vanwege taalbarrières van de ouders. De moeder en vader zijn bijgestaan door hun respectieve advocaten, mr. A.P. van Stralen en mr. W.J.J. Trooster.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [naam kind] eerder was verlengd tot 1 juni 2020 en dat de GI (gecertificeerde instelling) heeft verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van negen maanden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de telefonische hoorzitting niet voldeed aan de vereisten om de belangen van alle betrokkenen adequaat te waarborgen. Daarom heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode van één maand te verlengen, tot 1 juli 2020, om zo de mogelijkheid te creëren voor een fysieke zitting waarin alle betrokkenen hun zienswijzen kunnen geven.

De beschikking is mondeling gegeven en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 29 mei 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/590444 / JE RK 20-275
datum uitspraak: 18 mei 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2018 te [geboortplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van

19 maart 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 18 mei 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de betrokkenen telefonisch gehoord.
Telefonisch gehoord zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.P. van Stralen,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.J.J. Trooster,
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam vertegenwoordigster 1] en [naam vertegenwoordigster 2] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Marokkaans-Arabische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam tolk 1] , tolk in de Marokkaans-Arabische taal. De tolk heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Marokkaans-Arabische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam tolk 2] , tolk in de Marokkaans-Arabische taal. De tolk heeft, alvorens zijn taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders. [naam kind] woont bij de moeder.

Bij beschikking van 19 maart 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
1 juni 2020. De kinderrechter heeft bij die beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder verlengd tot 1 juni 2020. Het overige verzochte is aangehouden.

De aangehouden verzoeken

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van negen maanden. Tevens is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder met gezag te verlengen voor de dezelfde duur. Op dit moment resteert nog de periode tot 1 januari 2021.
De GI heeft de verzoeken telefonisch gehandhaafd.

De beoordeling

De kinderrechter heeft via twee groepsgesprekken telefonische verbinding met in totaal 8 personen (inclusief de twee tolken).
De GI heeft laten weten dat het NIFP-onderzoek enige tijd geleden is afgerond.
De tolk mevrouw [naam moeder] heeft kort na de aanvang van de telefonische zitting aangegeven dat de telefoonverbinding erg slecht is, waardoor zij onvoldoende in staat is om haar taak als de tolk van de moeder op een adequate wijze te vervullen. De kinderrechter stelt daarnaast vast dat deze manier van horen in deze zaak op dit moment onvoldoende de belangen van alle betrokkenen tot zijn recht doet komen. Hierdoor kan de kinderrechter niet tot een goed afgewogen oordeel komen. Desgevraagd hebben de betrokkenen laten weten, in verband met de afloopdatum van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, bereid te zijn in te stemmen met (opnieuw) een korte verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Hierdoor wordt de mogelijkheid geschapen binnenkort een fysieke zitting te laten plaatsvinden waarop de betrokkenen hun mening kunnen geven.
De GI heeft nog laten weten te hopen dat dan de rapportage van het NIFP beschikbaar zal zijn voor iedereen.
De kinderrechter is
vooralsnogvan oordeel dat is voldaan aan de vereisten van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat daarnaast de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder met gezag verlengen voor de duur van een maand.
De behandeling van het overige verzochte zal worden aangehouden tot de hierna te noemen datum om alle betrokkenen de gelegenheid te geven hun zienswijzen ten aanzien van het overige verzochte te geven.

De beslissingDe kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 1 juli 2020;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder tot 1 juli 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, mr. Trooster en mr. Van Stralen zal plaatsvinden op
2 juni 2020 om
8.3
uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. van den Bergh, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, mr. van Stralen, mr. Trooster en de belanghebbenden.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van der Aa als griffier en in het openbaar uitgesproken op
18 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.