4.1.Bewijswaardering
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak van het (primair en subsidiair) ten laste gelegde gerekwireerd, omdat hij – kort gezegd – op basis van de beschikbare bewijsmiddelen de overtuiging mist om tot een bewezenverklaring te concluderen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het (primair en subsidiair) ten laste gelegde.
Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van de aangeefster onbetrouwbaar is, omdat zij op essentiële punten wisselend heeft verklaard. Verder ontbreekt forensisch bewijs voor het binnendringen met de penis in de vagina. De scheurverwonding bij de vagina van de aangeefster kan ook veroorzaakt zijn door een tampon en het bloedverlies kan mogelijk komen door menstruatie.
Beoordeling
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van hetgeen aan hem
primairis tenlastegelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat de verdachte op basis van enige vorm van (bedreiging met) geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) de aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Getuigen hebben aangegeven dat zij niets hebben gemerkt van enige vorm van geweld of dwang. De aangeefster zelf heeft verklaard geen goede herinnering te hebben van hetgeen allemaal exact is gebeurd, omdat zij gedurende die nacht verminderd bij bewustzijn was vanwege het vele daaraan voorafgaande alcoholgebruik.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het
subsidiairtenlastegelegde wel bewezen kan worden. Hem wordt in dat deel van de dagvaarding verweten dat hij jegens de aangeefster, van wie hij wist dat zij onvoldoende in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken, één of meer handeling(en) heeft verricht, die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen met zijn penis in haar vagina.
De rechtbank gaat in verband met dit strafrechtelijke verwijt op grond van de bewijsmiddelen uit van het volgende.
In de nacht van 17 op 18 september 2016 was de aangeefster met de verdachte en enkele anderen in een voor haar onbekende woning aan de [adres delict] te Rotterdam. Er waren twee flessen wodka gehaald en er werd een “drankspelletje” gedaan, waarbij aanzienlijke hoeveelheden wodka zijn gedronken, ook de door aangeefster. Zij voelde zich op een gegeven moment dronken. Zij was zich vanaf dat moment niet steeds bewust meer van hetgeen haar overkwam. Op enig moment merkte zij dat zij zich in de badkamer bevond. Zij voelde iets dat zij in haar verklaring bij de politie omschrijft als “vaginaal pompen”. Vanaf dat moment heeft de aangeefster bemerkt dat de verdachte zijn penis in haar vagina heeft gebracht. Zij was niet in staat om hieraan weerstand te bieden. Zij heeft na dit seksuele contact onder andere haar vriendin [naam vriendin slachtoffer] (hierna: [naam vriendin slachtoffer] ) meermalen geappt met de mededelingen dat zij “werd geneukt”, “help me” en de vraag of [naam vriendin slachtoffer] haar op kon halen. De in het dossier gevoegde appberichten laten zien dat de aangeefster op dat moment niet in staat was ordelijke berichten te versturen. [naam vriendin slachtoffer] heeft haar in die nacht volkomen overstuur en half gekleed buiten op straat in de omgeving van de woning aangetroffen. Zij is in die nacht met [naam vriendin slachtoffer] naar het politiebureau gegaan om melding te doen van wat haar is overkomen.
De rechtbank acht anders dan de verdediging de verklaring van de aangeefster betrouwbaar. Zij heeft tijdens het informatief zedengesprek en in haar aangifte uitgebreid verklaard over wat er volgens haar heeft plaatsgevonden in de badkamer. Deze verklaringen zijn op essentiële onderdelen consistent gebleken.
Haar verklaring wordt daarbij ondersteund door het aangetroffen letsel: een scheurverwoning op het randje van de vagina, wat volgens de arts kan passen bij binnendringen (penetreren) met een hard object/lichaamsdeel. Daarnaast is er in de kruis van de broek van de aangeefster DNA-materiaal aangetroffen. Dit materiaal is onderzocht. Conlusie is dat het zeer veel waarschijnlijker is dat het Y-chromosomale DNA-profiel mannelijk DNA van de verdachte bevat dan van een willekeurig gekozen man. Dat de aangeefster, zoals zij heeft verklaard, door de verdachte is gelikt aan haar linker borst wordt bevestigd door het aantreffen van speeksel op die borst. Ook dit spoor is onderzocht en daarbij is DNA-materiaal veiliggesteld waarvan is vastgesteld dat de kans dat het aangetroffen DNA-materiaal afkomstig is van een ander dan van de verdachte, kleiner is dan één op één miljard. Bovendien wordt de verklaring van de aangeefster in essentiële onderdelen ondersteund door de verklaring van [naam vriendin slachtoffer] en door de inhoud van de WhatsApp-berichten die aangeefster die nacht aan haar heeft verstuurd. [naam vriendin slachtoffer] heeft bevestigd dat de aangeefster haar in heftige paniek heeft gebeld en geappt (zo blijkt ook uit de inhoud van die berichten), dat de aangeefster misselijk was en steeds meer nuchter werd naarmate de nacht vorderde. Ook heeft zij gezien dat de aangeefster bloedde bij haar vagina en pijn had bij het plassen. Andere getuigen, in de woning aanwezig, bevestigen het overmatige wodka-gebruik en sommigen hebben verklaard dat zij ook hebben moeten overgeven. Ten aanzien van de gang van zaken rond het drankspelletje verklaren deze getuigen overeenkomstig de aangeefster.
De rechtbank gaat gelet op het bovenstaande dan ook uit van de juistheid van deze verklaringen en acht bewezen dat de verdachte met zijn penis de vagina van de aangeefster is binnengedrongen. Dit heeft plaatsgevonden toen de aangeefster dermate dronken was dat zij niet meer wist wat haar overkwam en op de seksuele handelingen heeft kunnen reageren.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert in een toestand tussen waakzaamheid en “geheel van de wereld zijn”, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens en handelingen van een ander. Deze bepaling ziet op situaties waarbij de dader bewust seksueel misbruik maakt van de omstandigheid dat het slachtoffer in onvoldoende mate in staat is haar of zijn wil te bepalen omtrent het hebben van seks met een ander. Dit onvermogen vloeit voort uit een toestand van verminderd bewustzijn. Die toestand kan (ook) zijn oorzaak vinden in het gebruik van alcohol, drugs of bepaalde medicijnen.
Dat de verdachte moet hebben geweten dat de aangeefster in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde, leidt de rechtbank af uit de verklaring van de aangeefster dat zij (pas) weer half bij bewustzijn was toen zij in de badkamer belandde en de app-berichten die zij heeft verstuurd en dat er volgens de getuigen en de verdachte alcohol werd gedronken en “iedereen dronken was”. Ook uit de verklaring van [naam vriendin slachtoffer] volgt dat de aangeefster, nadat zij de woning had verlaten, ontredderd en ernstig in de war en misselijk was. De verdachte wist dat de aangeefster een grote hoeveelheid alcohol had gedronken en moet hebben waargenomen in wat voor toestand de aangeefster hierdoor was. Tegenover de politie heeft hij verklaard dat aangeefster “mogelijk aangeschoten zal zijn geweest", Hieruit volgt dat ook de verdachte wist dat zij merkbaar onder invloed was van alcohol. De rechtbank gaat er op basis van de andere bewijsmiddelen van uit dat de aangeefster veel meer dronken was dan de verdachte zegt te hebben gemerkt, en dat hij, die steeds ter plaatse is geweest, dat ook heeft moeten merken.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.