In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, hebben de curatoren van DSB Bank N.V. in faillissement een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een kredietovereenkomst had afgesloten met DSB. De curatoren vorderden een bedrag van € 12.500,-, dat voortvloeit uit een hypothecair doorlopend krediet dat opgezegd was vanwege een niet-toegestane limietoverschrijding. De gedaagde heeft erkend dat zij een schuld van € 35.718,82 aan DSB heeft, maar heeft aangevoerd dat zij niet in staat is om te betalen. De kantonrechter oordeelde dat het niet kunnen betalen van de vordering geen reden is om de vordering af te wijzen, aangezien betalingsproblemen de gedaagde niet ontslaan van haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst. De rechter heeft de vordering van de curatoren toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor de schuld bij de gedaagde ligt, ondanks haar financiële problemen.