7.3.2.Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psychiater G.C.G.M. Broekmanheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 januari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken, dit op basis van antisociale gedragsproblematiek en gehechtheidsproblemen. Hiermee samenhangend vertoont de verdachte moeite met sociaal en emotioneel complexe situaties en stress en slaagt hij er niet in zijn emoties adequaat te reguleren. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde.
Vanuit de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling kan in zijn algemeenheid worden opgemaakt dat regulatie, zelfsturing en coping met sociale stress en emotionele druk duidelijk tekortschieten. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan aldus in belangrijke mate hebben geleid tot het tenlastegelegde. Daarom wordt geadviseerd om de verdachte het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen.
Het risico op recidive bij onveranderde omstandigheden is op zijn minst verhoogd. Vanuit zijn gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens toont de verdachte emotieregulatie-problemen. Het gebrek aan adequate copingvaardigheden in conflicten (intern en extern) beïnvloedt in sterke mate en op negatieve wijze de recidivekans.
De prognose met betrekking tot de verdere persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte is, bij onveranderde omstandigheden en zonder een behandel- en begeleidingstraject, niet gunstig. Zijn beperkte sociaal emotionele vaardigheden dienen te worden behandeld. De verdachte zal zich verder moeten ontwikkelen in een gestructureerd, optimaal sturend en positief stimulerend leefklimaat. De verdachte ziet zelf geen noodzaak om zijn gedrag te veranderen en hij heeft geen enkel inzicht in zijn risicofactoren of het voorkomen daarvan.
Geadviseerd wordt, mede gelet op de ernst van het tenlastegelegde, de zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte en de verhoogde kans op recidive, aan de verdachte de onvoorwaardelijk maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ) op te leggen.
Psycholoog A.C.J. Schrama, supervisor, en M. Westra,
gz-psycholoog, supervisant,hebben een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 31 januari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is lijdende aan een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis op basis van gehechtheidsproblemen. Hiervan was ook sprake ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
De tenlastelegging met betrekking tot het rijden op een gestolen scooter zonder geldig rijbewijs is niet beïnvloed door de stoornis.
Over het ten laste gelegde steekincident bij [plaats delict] (feit 1) en het steekincident in de zaak [naam zaak] (feit 5) kan geen uitspraak worden gedaan.
De ten laste gelegde feiten met betrekking tot het bij zich hebben van een mes (feit 4) en de geweldsincidenten in de bus, lijn [buslijn] , kunnen begrepen worden vanuit de aanwezige pathologie bij de verdachte. Geadviseerd wordt deze tenlastelegging, indien bewezen verklaard, in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op nieuwe geweldsdelicten wordt als hoog geschat. Dit risico wordt gevormd door de risicofactoren die gelegen zijn in de persoon van de verdachte, waarbij hij onvoldoende zijn emoties kan reguleren en onder stressvolle omstandigheden over een gering oplossend vermogen beschikt. Het zelfbeeld is nog onvoldoende evenwichtig en wordt sterk beïnvloed door de relatie met een ander. De verdachte is zelfbepalend, verzet zich tegen regels en stopt aangeboden hulpverlening.
Zijn beperkte emotionele en sociale vaardigheden dienen te worden behandeld. De verdachte moet worden geleerd om grip te krijgen op zijn emotieregulatie. Hij moet leren zijn emoties en gedragspatronen te doorgronden en veranderen.
Geadviseerd wordt om de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Een pedagogisch klimaat en professionele betrokkenheid zijn noodzakelijk voor een adequate behandeling en om motivatie tot verandering te activeren en te behouden. Een ambulant kader lijkt onvoldoende intensief om het gedrag van de verdachte te beïnvloeden. Een gedwongen kader, zonder invloeden van buitenaf waarbij de verdachte gedwongen wordt om aan zijn problematiek te werken in een langdurig therapeutische omgeving, is noodzakelijk ten einde het gedrag van de verdachte te beïnvloeden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: te noemen JBRR) heeft een evaluatierapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 april 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Zowel de psycholoog als de psychiater die verbonden zijn geweest aan de onderzoeken vanuit het NIFP zijn van mening dat behandeling plaats dient te vinden in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ maatregel.
Vanuit JBRR is de rapportage door zowel jeugdbeschermers als de betrokken gedragswetenschapper bestudeerd. Er worden geen gronden gezien om van het bovenstaande advies van het NIFP af te wijken. JBRR volgt het advies dan ook op en adviseert de rechtbank tot het aan de verdachte opleggen van behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ maatregel.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmondheeft op 11 mei 2020, in reactie op het hieronder opgenomen advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 6 mei 2020, een brief opgesteld, waaruit naar voren komt dat JBRR zich niet kan vinden in het door de Raad uitgebrachte strafadvies en blijft bij het eerder door JBRR uitgebrachte advies.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een uitgebreid advies over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 mei 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De Raad ziet risicofactoren binnen alle levensgebieden die van invloed zijn op de kans op herhaling. De grootste risicofactoren lijken zich te bevinden binnen de domeinen relaties, attitude, agressie en vaardigheden.
Uit het NIFP-onderzoek komt naar voren dat er bij de verdachte sprake is van een gedragsstoornis. Onderliggend aan de gedragsstoornis zijn er problemen in de gehechtheid. De problemen zijn al gedurende langere tijd aanwezig en doen zich zowel thuis als buitenshuis voor. In die zin wordt hij bedreigd in zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Voortkomend uit de vastgestelde problematiek komen er kwalitatieve beperkingen naar voren in de ontwikkelingslijnen van de verdachte (geringe copingsvaardigheden, zwakke identiteitsvorming, problemen binnen de morele ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling).
Beide rapporteurs hebben een inschatting van de kans op recidive gemaakt, waarbij de psycholoog concludeert dat er sprake is van een hoge kans op toekomstig gewelddadig gedrag en de psychiater het recidiverisico zonder interventie en behandeling als minstens verhoogd inschat. Beide rapporteurs adviseren als juridisch kader een onvoorwaardelijke
PIJ-maatregel.
De Raad deelt de mening van het NIFP dat, gezien de ernst van de zorgen omtrent de ontwikkeling van de verdachte, een intramurale behandeling noodzakelijk is. Daarnaast concludeert de Raad dat er voldaan is aan de criteria om over te kunnen gaan tot de advisering van een (on)voorwaardelijke) PIJ-maatregel.
Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt door de Raad echter beschouwd als een zeer
ingrijpende maatregel en wordt bij voorkeur dan ook enkel als een ultimum remedium ingezet.
De ernst van de feiten laten een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel toe, echter wordt binnen de justitiële jeugdinrichting gezien dat de verdachte lijkt te profiteren van de nabijheid en ondersteuning van groepsleiding ter ondersteuning van de regulatie van zijn gedrag, waarbij hij zich begeleidbaar lijkt op te stellen en er ontwikkelingsmogelijkheden lijken te zijn.
Tevens is er niet eerder intensieve behandeling ingezet vanuit het gedwongen kader. Er wordt gesproken over een beperkte veranderwens en een beperkte intrinsieke motivatie, waarbij de psychiater het feit dat de verdachte zich eerder onttrokken heeft aan de jongerencoach als onderbouwing gebruikt. De Raad vindt dat erg stellig.
Er is immers nog niet eerder een gedwongen kader van toepassing geweest en een jongerencoach is een relatief lichte interventie, waardoor het nog relatief vroeg is om deze conclusie te trekken.
De Raad heeft daarom, in verband met de mogelijkheden om te komen tot een voorwaardelijke PIJ met een opname binnen een residentiele behandelvoorziening, de casus van de verdachte voorgelegd en laten beoordelen bij de GGZ Eindhoven forensische jeugdpsychiatrie, residentiële behandelgroep de Catamaran, waarbinnen behandeling kan worden vormgegeven met daarbij een voorwaardelijke PIJ-maatregel als stok achter de deur. De Catamaran heeft de Raad laten weten dat zij de verdachte niet afwijzen op basis van het NIFP rapport. De Catamaran wil echter, alvorens hem op de wachtlijst te plaatsen, eerst een intake met de verdachte plannen om zijn motivatie uit te vragen. Daarnaast heeft de Catamaran door de Covid-19 maatregelen weinig doorstroom, waardoor een opname en behandeling binnen de Catamaran op korte termijn niet heel waarschijnlijk lijkt.
Desondanks is de Raad van mening dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel het meest in het belang is en passend bij de problematiek van de verdachte. Subsidiair adviseert de Raad evenwel een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel vanwege de onzekerheid van de uitvoerbaarheid. De hoge kans op recidive en de ernst van de vastgestelde problematiek in combinatie met de ernst van de ten laste gelegde feiten maken een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel namelijk wel geïndiceerd.
Ter terechtzitting heeft de Raad verklaard dat het advies van 6 mei 2020 is gewijzigd, aangezien er geen intake bij de Catamaran heeft plaatsgevonden en ook niet op korte termijn kan plaatsvinden. In het advies van de Raad van 6 mei 2020 was geadviseerd om, als Catamaran niet uitvoerbaar zou blijken te zijn, aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Die situatie doet zich nu voor. Opname bij de Catamaran is niet uitvoerbaar omdat er veel onduidelijk is. Zo is onduidelijk of de verdachte ervoor gemotiveerd is. De Raad twijfelt inmiddels aan de motivatie van de verdachte en het is bovendien erg onzeker of de verdachte bij de Catamaran terecht kan. De kans op herhaling is bij de verdachte zo hoog dat er specialistische behandeling nodig is. De Raad schaart zich nu dan ook achter het advies om aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.