Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om de voortzetting van de op 10 mei 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij de rechtbank op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) moest beoordelen of er sprake was van onmiddellijk dreigend nadeel. De betrokkene, die in een crisisverblijf was, had in de weken voorafgaand aan de zitting meerdere suïcidepogingen gedaan, wat leidde tot een ernstig risico op levensgevaar en lichamelijk letsel. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de betrokkene dat hij niet dood wilde, maar dat hij instabiel was en in de komende periode zou afkicken van cannabis. De rechtbank oordeelde dat de situatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende daarom de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur had van drie weken. De rechtbank achtte de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk en evenredig, en bepaalde dat de maatregelen zoals opgenomen in de beschikking konden worden getroffen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Siemons en schriftelijk uitgewerkt op 18 mei 2020.