ECLI:NL:RBROT:2020:4655

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595547 / FA RK 20-2937
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 Wzd

Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt, geboren op [geboortedatum cliënt], die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft de voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie, Aafje, te Capelle aan den IJssel. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 12 mei 2020 gehouden, waarbij verschillende betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt ernstig nadeel ondervindt door haar psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot verwaarlozing en hinderlijk gedrag. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om het ernstige nadeel te voorkomen en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. De rechtbank verleent een machtiging voor de duur van één jaar, in afwijking van het verzoek van het CIZ voor vijf jaar. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Siemons en schriftelijk uitgewerkt op 18 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595547 / FA RK 20-2937
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 12 mei 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende te [adres cliënt] , [postcode cliënt] [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Aafje, locatie [naam locatie] te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. J.J. Boelaars te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 24 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
3 december 2019;
 de verklaring van J.P. Scholten, arts, van 21 april 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 17 april 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Aafje, locatie [naam locatie] van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 30 maart 2020;
 het zorgplan van 25 maart 2020.
- het proces-verbaal van de zitting, gehouden op 7 mei 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
  • [naam specialist] , specialist ouderengeneeskunde,
  • [naam agogisch werker] , agogisch werker, en
  • [naam zorgmedewerker] , zorgmedewerker, allen verbonden aan Aafje;
  • [naam dochter cliënt] , dochter van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
Op 16 december 2019 is door deze rechtbank ten aanzien van cliënt een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) verleend tot en met 16 juni 2020.
Op grond van artikel 76 lid 2 Wzd wordt volgens het overgangsrecht voornoemde machtiging gelijkgesteld met een rechtelijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 Wzd.
2.2.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
2.4.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept.
Cliënt is gedesorganiseerd in tijd- en plaats. Zij dwaalt over de gang in de accommodatie en het risico bestaat dat zij buiten de accommodatie ook zal dwalen. Zij stelt zich dagelijks boos, dreigend en geagiteerd op naar medebewoners. Cliënt is niet in staat om voor zichzelf te zorgen en behoeft vierentwintig uurs-zorg en -toezicht. Het is daarom noodzakelijk dat zij in de accommodatie verblijft.
2.5.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wensen.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen voortzetting van het verblijf. De specialist ouderen geneeskunde verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat cliënt geregeld aangeeft dat zij naar huis wil.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting en verblijf. De advocaat van cliënt pleit voor een machtiging met een duur van zes maanden, omdat de voorgaande machtiging van cliënt op grond van de Wet Bopz was.
De specialist ouderengeneeskunde verklaart dat er per abuis een machtiging voor de duur van vijf jaar is verzocht, in plaats van een machtiging voor de duur van één jaar.
Gelet op het bepaalde in overweging 2.1. zal de rechtbank, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn van vijf jaar, een machtiging voor de duur van één jaar verlenen.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 mei 2021.
Deze beschikking is op 12 mei 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, in tegenwoordigheid van S.S. Rigters, griffier, en op 18 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.