ECLI:NL:RBROT:2020:4612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
C/10/596145 / FA RK 20-3232
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een voogdijpupil met verstandelijke beperking

Op 14 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een verstandelijke beperking, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift werd op 8 mei 2020 ingediend, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. Vanwege de coronamaatregelen vond de mondelinge behandeling telefonisch plaats, waarbij de cliënt, zijn advocaat, en vertegenwoordigers van de zorginstelling ASVZ en Jeugdbescherming West werden gehoord.

De rechtbank beoordeelde of aan de criteria voor een rechterlijke machtiging voldaan was, zoals vastgelegd in artikel 26 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechter concludeerde dat het gedrag van de cliënt, als gevolg van zijn verstandelijke handicap, leidde tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk waren om dit nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar waren.

De rechtbank verleende de machtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 14 november 2020. Deze beslissing werd mondeling gegeven door rechter G.P. van de Beek en schriftelijk uitgewerkt op 25 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596145 / FA RK 20-3232
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 14 mei 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] 2003, [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende te ASVZ, locatie Laning, Laning 1 C, 3297 TB Puttershoek,
advocaat mr. L.M. Deiman te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 8 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 4 december 2015;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door L.A.A.R. Imschoot, arts, van 24 april 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 8 mei 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder ASVZ van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 1 april 2020;
 het zorgplan van 8 mei 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 W. Stolk, teamleider, verbonden aan ASVZ,
 [naam] , voogd van betrokkene van Jeugdbescherming west te Dordrecht.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap.
2.3.
Deze verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, bedreiging van de veiligheid van cliënt al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept alsmede de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Cliënt is bekend met een licht verstandelijke beperking en een sociaal emotioneel functioneren van een kind tussen de twee en vier jaar. In het verleden heeft cliënt bij de Hondsberg (observatie en diagnostiek) verbleven waar tevens een reactieve hechtingsstoornis is vastgesteld. Cliënt heeft geen inzicht in zijn eigen gedrag en handelen en de gevolgen daarvan. Cliënt is impulsief en hij heeft de onbedwingbare neiging om grenzen op te zoeken en hij houdt daarbij vast aan zijn eigen ideeën en plannen. Cliënt blowt, gebruikt alcohol en lachgas. Door zijn gedrag komt cliënt in situaties terecht waarbij hij strafbare feiten pleegt, zoals bedelen en stelen. Daarnaast is cliënt zeer kwetsbaar en beïnvloedbaar. De huidige woonomgeving van cliënt in Puttershoek vermindert op dit moment het risico op incidenten. Cliënt ervaart hier rust en is daardoor ontvankelijker voor de begeleiding. De orthopedagogische setting past bij de behoefte en begeleiding van cliënt.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 november 2020.
Deze beschikking is op 14 mei 2020 mondeling gegeven door mr. G.P. van de Beek, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 25 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.