ECLI:NL:RBROT:2020:4590

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C/10/594503 / FA RK 20-2441
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van onvoldoende bewijs van psychische stoornis

Op 24 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoek was ingediend op 6 april 2020 en betrof een betrokkene die op 17 februari 2020 met een crisismaatregel was opgenomen in Antes, locatie Poortugaal. De betrokkene was tot 11 maart 2020 op vrijwillige basis opgenomen, maar verbleef sindsdien weer thuis. De officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2020 werd betrokkene gehoord, samen met haar advocaat, mr. Ch.J. Nicolaï, en een FACT-verpleegkundige, A. van der Kolk.

De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling beoordeeld. Uit de medische verklaring en het zorgplan bleek dat er tijdens de opname geen bevestiging was van een psychische stoornis, ondanks het vermoeden van een katatoon beeld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat een vereiste is voor het verlenen van een zorgmachtiging. Daarom werd het verzoek van de officier van justitie afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Siemons en schriftelijk uitgewerkt op 6 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594503 / FA RK 20-2441
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 24 april 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en thans verblijvende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. Ch.J. Nicolaï te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 6 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door drs. J. Roos, psychiater, van 10 maart 2020;
 de niet-ingevulde zorgkaart van 3 maart 2020;
 het zorgplan van 2 maart 2020;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de tijdelijke regeling F&J rechtbanken in verband met het coronavirus) telefonisch gehoord:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 A. van der Kolk, FACT-verpleegkundige, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet ter telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend. Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene op 17 februari met een crisismaatregel in Antes, locatie Poortugaal is opgenomen. Zij is daar vervolgens tot 11 maart op vrijwillige basis gebleven. Vanaf dat moment verblijft zij thuis. De reden van opname was het vermoeden van een katatoon beeld, maar dit vermoeden is tijdens de opname niet bevestigd. Hoewel de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat er psychotische symptomen zijn gezien tijdens de opname, blijkt uit het zorgplan dat er tijdens de opname geen sprake was van een psychotisch beeld. Ook werden er geen tekenen van een manie of depressie gezien. De rechtbank is daarom van oordeel dat zowel uit de stukken als de mondelinge behandeling onvoldoende blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis.
2.3.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 24 april 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 6 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.