ECLI:NL:RBROT:2020:4572

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C/10/594942 / FA RK 20-2648
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 16 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beslissing genomen over de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere crisismaatregel die op 14 april 2020 was opgelegd. De betrokkene, die in een psychische crisis verkeerde, werd gehoord samen met haar advocaat, mr. R.L.I. Jansen. Tijdens de mondelinge behandeling werd ook drs. H. Chung, psychiater, gehoord. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, en dat de betrokkene een posttraumatische stressstoornis met suïcidaliteit vertoonde. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de crisismaatregel voort te zetten, omdat de situatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 7 mei 2020. De beslissing werd mondeling gegeven door rechter mr. A. Buizer en schriftelijk uitgewerkt op 21 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594942 / FA RK 20-2648
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 16 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene],
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene], [woonplaats betrokkene],
thans verblijvende in Yulius, locatie Boerhaavelaan te Barendrecht,
advocaat mr. R.L.I. Jansen te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 14 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 14 april 2020;
 de medische verklaring opgesteld door dr. D. Bastiaansen, psychiater, van 14 april 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de tijdelijke regeling F&J rechtbanken in verband met het coronavirus) telefonisch gehoord:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 drs. H. Chung, psychiater, verbonden aan Yulius, locatie Boerhaavelaan.
1.3.
De officier is niet telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Betrokkene is in het verleden meerdere keren opgenomen geweest. Na de laatste opname twee jaar geleden is de hulpverlening met behulp van het FACT team in een ambulant kader voortgezet. Voorafgaand aan de huidige opname was er in toenemende mate sprake van angst en suïcidale gedachten bij betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling erkent zij een einde aan haar leven te willen maken. Hoewel betrokkene in het verleden in staat was om veiligheidsafspraken te maken wanneer het niet goed met haar ging en betrokkene ook op dit moment zegt dat zij afspraken kan maken en dat zij vrijwillig wil blijven, durft de rechtbank hier niet op te vertrouwen. Dit komt vooral omdat betrokkene zegt dat haar besluit om een einde te willen maken aan haar leven vaststaat en de rechtbank niet wil dat betrokkene dit kan uitvoeren. Het wordt noodzakelijk geacht om de opname voort te zetten zodat er een nieuw plan opgesteld kan worden waarin de veiligheid van betrokkene thuis kan worden gewaarborgd.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een posttraumatische stressstoornis met suïcidaliteit.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de psychiater ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Door en namens betrokkene is aangevoerd dat betrokkene op vrijwillige basis in de accommodatie kan verblijven. Het is echter onduidelijk hoe lang het gaat duren om afspraken te maken over het waarborgen van de veiligheid van betrokkene in een ambulante setting. De psychiater ter zitting heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de vrijwilligheid bij betrokkene consistent blijft op het moment dat de opname langer duurt dan betrokkene had verwacht. Naar het oordeel van de rechtbank geeft betrokkene daarom onvoldoende blijk van de nodige bereidheid tot vrijwillig verblijf in de accommodatie voor de duur van drie weken.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 mei 2020.
Deze beschikking is op 16 april 2020 mondeling gegeven door mr. A. Buizer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 21 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.