In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak is behandeld in het kader van de coronamaatregelen, waarbij geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden. De kinderrechter heeft de minderjarige telefonisch gehoord, evenals de moeder en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder, die momenteel in een netwerkpleeggezin verblijft. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [naam kind] in het pleeggezin de nodige aandacht en structuur ontvangt, maar dat er ernstige zorgen zijn over de thuissituatie bij de moeder, die niet openstaat voor hulpverlening.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de veiligheid en ontwikkeling van [naam kind] in het geding zijn en dat een thuisplaatsing op dit moment niet mogelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 14 mei 2021, met als doel de belangen van [naam kind] te waarborgen en de relatie tussen de moeder en [naam kind] te herstellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.