ECLI:NL:RBROT:2020:4564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C/10/593412 / JE RK 20-746
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige tijdens corona-maatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak is behandeld in het kader van de coronamaatregelen, waarbij geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden. De kinderrechter heeft de minderjarige telefonisch gehoord, evenals de moeder en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder, die momenteel in een netwerkpleeggezin verblijft. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [naam kind] in het pleeggezin de nodige aandacht en structuur ontvangt, maar dat er ernstige zorgen zijn over de thuissituatie bij de moeder, die niet openstaat voor hulpverlening.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de veiligheid en ontwikkeling van [naam kind] in het geding zijn en dat een thuisplaatsing op dit moment niet mogelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 14 mei 2021, met als doel de belangen van [naam kind] te waarborgen en de relatie tussen de moeder en [naam kind] te herstellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/593412 / JE RK 20-746
datum uitspraak: 11 mei 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2009 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 17 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 18 maart 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het Covid 19-(corona)virus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om door de kinderrechter telefonisch gehoord te worden.
Op 11 mei 2020 heeft de kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, telefonisch eerst de minderjarige [naam kind] gehoord. Vervolgens zijn in een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en een beslissing te kunnen nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft in een netwerkpleeggezin.
Bij beschikking van 8 april 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 14 mei 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 november 2019 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin verlengd tot 14 mei 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin te verlengen voor de duur een jaar.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het gaat goed met [naam kind] in het pleeggezin. [naam kind] krijgt in het pleeggezin de aandacht, structuur en voorspelbaarheid die hij nodig heeft. Ook heeft [naam kind] zijn plek op school gevonden. [naam kind] krijgt psycho-educatie om zijn zelfvertrouwen en zelfbeeld te verbeteren. Volgens de behandelaar van [naam kind] krijgt hij een terugval in zijn gedrag na contact met de moeder. [naam kind] ervaart veel spanningen rondom het contact met de moeder. De moeder staat niet open voor hulpverlening, waardoor er geen zicht is op de thuissituatie bij de moeder. [naam kind] kan daarom nog niet onbegeleid terug naar huis.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het eens met de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] . De moeder wordt niet op de hoogte gehouden door de GI. Het contact tussen de moeder en [naam kind] is minimaal, maar dat zijn de afspraken die gemaakt zijn. De moeder zou [naam kind] elke dag willen spreken. De moeder heeft daarnaast aangegeven dat [naam kind] ook thuis behandeld kan worden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en hetgeen de partijen telefonisch naar voren hebben gebracht, is gebleken dat [naam kind] nog ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling. Op 4 november 2019 is [naam kind] uit huis geplaatst wegens vermoedens van kindermishandeling. Ook is er eerder sprake geweest van huiselijk geweld van de moeder richting [naam kind] . Sindsdien verblijft [naam kind] in een netwerkpleeggezin. [naam kind] krijgt in het pleeggezin de rust en stabiliteit die hij nodig heeft. Een thuisplaatsing is, gelet op de ernstige signalen van kindermishandeling door de moeder, op dit moment geen optie. Ondanks dat de moeder graag voor [naam kind] wil zorgen, is zij op dit moment onvoldoende in staat om de zorg voor [naam kind] te dragen. Op dit moment kan de veiligheid van [naam kind] bij de moeder niet gewaarborgd worden. De kinderrechter acht een ondertoezichtstelling noodzakelijk om de belangen en de ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen en om het contact tussen de moeder en [naam kind] te begeleiden. Het is belangrijk dat de relatie tussen de moeder en [naam kind] wordt hersteld en dat de omgang tussen hen goed verloopt. Gelet op de positieve ontwikkeling van [naam kind] in het pleeggezin, is de kinderrechter ook van oordeel dat de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing in zijn belang is. Het is van belang dat in de komende periode het toekomstperspectief van [naam kind] duidelijk wordt.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [naam kind] daarom verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal daarom ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 14 mei 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin tot 14 mei 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld door de kinderrechter en ondertekend door de griffier op 26 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.