ECLI:NL:RBROT:2020:4548

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
10/960035-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en bevordering van terroristische misdrijven en vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorbereiden en bevorderen van terroristische misdrijven, alsmede het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden die dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aan een lid van de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) gelegenheid en middelen heeft verschaft om in het strijdgebied (Syrië) gebruik te maken van communicatiemiddelen. Tevens heeft hij via zijn Telegram-account gecommuniceerd over een operatie in Europa en inlichtingen ingewonnen om een terroristisch misdrijf voor te bereiden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deelname aan een terroristische organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich had verdiept in radicale en extremistische ideologieën en dat hij in het bezit was van IS-propaganda en een vuurwapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de noodzaak om de samenleving te beschermen tegen terroristisch geweld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960035-19
Datum uitspraak: 25 mei 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Algerije) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, locatie Nieuw Vosseveld, bijzondere afdeling (TA),
raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat:
hij zich in de periode van 8 september 2016 tot en met 15 februari 2019 te Groningen en/of De Lutte en/of elders in Nederland, heeft schuldig gemaakt aan voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen van het opzettelijk teweeg brengen van ontploffingen en/of moord en/of doodslag, telkens met een terroristisch oogmerk.
hij in de periode van 8 september 2016 tot en met 15 februari 2019 te Groningen en/of De Lutte en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie.
hij op 16 februari 2019 te Groningen een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad, met een terroristisch oogmerk.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.D. Kardol heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van de onderdelen C en D, waarvoor partiële vrijspraak wordt gevorderd;
  • bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.

4..Aanleiding onderzoek

Op 15 februari 2019 heeft de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) twee ambtsberichten uitgebracht waarin – kort samengevat - was vermeld dat de verdachte in het bezit was van een vuurwapen met bijbehorende munitie, dat hij naast zijn woonadres in Groningen voornamelijk verbleef in een Bed&Breakfast (hierna: B&B) in De Lutte, dat hij de ISIS-ideologie aanhangt en het gewelddadig optreden van deze terroristische organisatie ondersteunt. Ook zou de verdachte in contact staan met ISIS-lid [naam medeverdachte 1] (geboren: [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1] ) en betrokken zijn geweest bij diens uitreis naar Syrië.
De politie is naar aanleiding van deze twee ambtsberichten gestart met het onderzoek 26Everman en de verdachte is op 15 februari 2019 aangehouden op het adres in De Lutte.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1
Standpunt verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen bepleit dat de verdachte van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken, alsmede van het onder feit 3 tenlastegelegde terroristisch oogmerk.
Daartoe heeft de raadsman in verband met feit 1 betoogd dat de verdachte weliswaar beschikte over radicale teksten en beeldmateriaal, maar dat hij dit niet heeft ingezet om iemand te bewegen tot het plegen van een terroristisch misdrijf. Ook had de verdachte wel een vuurwapen en munitie in zijn bezit, maar er is geen enkele aanwijzing dat hij hiermee een terroristische oogmerk had of dat dit bestemd was voor het plegen van een aanslag.
Er is geen bewijs voor het verwijt dat de verdachte betrokken was bij de uitreis van [naam medeverdachte 1] dan wel dat hij hem financieel zou hebben ondersteund. Enige onderbouwing van een daartoe strekkend AIVD-ambtsbericht ontbreekt.
Ten aanzien van het verwijt dat de verdachte een SIM-kaart zou hebben aangeschaft voor een lid van ISIS is aangevoerd dat – zelfs al zou hiervan sprake zijn – dit niet zonder meer kan leiden tot de conclusie dat sprake is van betrokkenheid of faciliterende handelingen in het kader van een uitreis, dan wel het bestaan van een oogmerk op het voorbereiden of bevorderen van een terroristisch misdrijf.
De raadsman heeft ten slotte betoogd dat, daar waar de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij in het kader van het voorbereiden van een terroristisch misdrijf contact heeft gezocht met andere personen teneinde met dat doel inlichtingen in te winnen of mogelijkheden te verkennen, het AIVD-ambtsbericht van 12 september 2019 niet mag worden gebruikt voor het bewijs omdat dit niet verenigbaar is met het vereiste van een fair trial als bedoeld
in artikel 6 EVRM. Ten aanzien van de door de FBI verstrekte chatsessie tussen ‘ [accountnaam 1] ’ en een derde heeft de raadsman eerstens betoogd dat de verdachte ontkent dat hij ‘ [accountnaam 1] ’ is. Daarnaast bevat de chat geen belastende informatie voor de verdachte omdat niets in de chat duidt op terroristische activiteiten.
In verband met feit 2 heeft de raadsman betoogd dat het dossier geen bewijs bevat op grond waarvan kan worden gezegd dat de verdachte behoort tot een terroristisch samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt in, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk tot het plegen van terroristische misdrijven. Voor zover de getoonde interesse van de verdachte in de gewapende Jihadstrijd en de foto’s die van hem zijn gemaakt (6/8 jaar geleden) daar wel aanleiding toe zouden geven, moet dit bezien worden in de context van de toenmalige tijdgeest. Het enkele contact van de verdachte met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] (indien bewezen) na hun vertrek uit Nederland is onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van deelname aan IS-activiteiten.
5.1.2
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Na de aanhouding van de verdachte is op twee plaatsen een doorzoeking verricht. In de woning aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] , waar de verdachte staat ingeschreven, alsmede in een appartement van een B&B aan de [adres b&b] , waar de verdachte vanaf begin januari 2019 in verband met zijn werk af en toe verbleef.
iPhone 4s
Op de iPhone 4s, die in beslag is genomen op het verblijfadres van verdachte in De Lutte zijn verschillende video’s aangetroffen met IS-beeldmateriaal. Een aantal daarvan is uitgegeven door Al-Anbar (provincie van IS) waarbij onder de titel ‘de wil om te vechten’ en gericht tot de vijanden van IS (de coalitie), beelden te zien zijn van executies, (zelfmoord)aanslagen, IS strijders en bomaanslagen met op de achtergrond verschillende jihadistische anasheed (gezangen).
Op een andere video wordt in de nasheed met de titel ‘auf zum schlachten’, gezongen over het slachten van de kafirin (ongelovigen), waarbij verschillende keren wordt verwezen naar het paradijs en de wens om als martelaar te sterven.
Verder zijn in een door Kirkuk Wilayah (provincie van IS) in januari 2017 uitgegeven video wrede executies te zien waarbij Al-Murtad (afvalligen) de kelen worden doorgesneden met messen.
Macbook air - iPhone 5 back-up
Op de Macbook air – eveneens afkomstig uit het appartement in De Lutte – is een back-up aangetroffen van een Iphone 5 (laatste back-up 25 augustus 2017).
Van de 500 onderzochte grootste afbeeldingen waren ongeveer 200 afbeeldingen van jihadistische aard. Het betreft hier onder andere propaganda van centrale mediaorganisaties van IS (zoals afbeeldingen van strijd en dode strijders), infographics (tekst en informatie) afkomstig uit IS tijdschriften (zoals al-Naba), gepubliceerd in de periode van medio 2016 tot maart 2017 (waaronder een testament van een gesneuvelde strijder, hoe een aanslag te plegen met een mes, de effecten van aanslagen op economie en beschrijving van Hijra [1] ) en afbeeldingen van logo’s van mediaorganisaties van of gelieerd aan IS.
De verdachte heeft ter terechtzitting en in zijn verklaring bij de politie verklaard dat de iPhone 4s en de Macbook van hem waren en dat hij de enige was die daar gebruik van maakte.
Sony Ericsson telefoon
Op de Sony Ericsson telefoon – afkomstig uit de woning van de verdachte in Groningen – zijn twee video’s aangetroffen.
In de eerste video – gefilmd vanuit de auto – is te zien dat een auto bij een viaduct (in vermoedelijk Groningen) rijdt, waarop een (gemonteerde) explosie te zien is op het moment dat de auto het viaduct nadert. Er is een Arabischtalig lied te horen waarin wordt gezongen over de ‘leeuwen van glorie', ‘poorten van onze trots’ en 'toen de tirannie haar hoogtepunt bereikte, werd onze standvastigheid aangewakkerd’. Een persoon in de auto zegt “Allahoe Akbar”.
Op de tweede video is onder andere te zien dat de voormalig president van de Verenigde Staten George Bush jr. een sjeik of Emir de hand schudt. Dan wordt er geschoten en volgt een explosie en is een Arabisch lied te horen waarin gezegd wordt dat terrorisme een plicht is in de religie. Na de explosie is de IS vlag in beeld en de tekst ‘Wachten op het plukken van jullie hoofden O verraders’.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de enige gebruiker was van deze telefoon.
Handgeschreven stukken in de woning van de verdachte
In de woning van de verdachte zijn verder – onder meer – handgeschreven teksten en gedichten aangetroffen waarin wordt gesproken van de gewapende Jihad als ultiem doel van de strijder. Een van de teksten betreft een gedicht van de zus van één van de meest radicale en invloedrijke Islamitische ideologen (Sayyid Qutb) welke zij geschreven heeft na de executie van haar broer en waarin zij spreekt over afscheid nemen en het zich richten op het leven in het paradijs samen met de soldaten van Allah die hun leven zonder aarzelen voor Allah hebben gegeven. Een ander gedicht is een handgeschreven fragment van een nashid waarin de gewapende Jihad tegen ongelovigen wordt verheerlijkt.
Een gedicht van Osama bin Laden (voormalig leider van Al-Qaida) en een fragment uit een brief van een aan Al-Qaida aangesloten zelfmoordterrorist waarin hij zijn drijfveren voor zijn aanslag uitspreekt.
Vuurwapen en munitie en overige gegevendragers
In de woning van de verdachte is tevens (in een kinderrugzak) een wapenkoffer aangetroffen met daarin een pistool en munitie.
Feit 1: voorbereiding en/of bevordering van terroristische misdrijven
Juridisch kader
In het arrest van 14 maart 2017 [2] heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voldoende is om tot een bewezenverklaring van, kortgezegd, de in artikel 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde voorbereiding of bevordering van de in artikel 289a Sr omschreven misdrijven te komen, indien het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht. Een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is niet vereist. De Hoge Raad overweegt in dit verband dat, gelet op de wetsgeschiedenis, de voor toepassing van artikel 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor artikel 96 lid 2 Sr. Vereist is daarom slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in artikel 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan artikel 96 lid 2 Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht. [3]
Beoordeling
Aan de verdachte is, in het kader van de strafbaarstelling van artikel 96 lid 2 Sr, een aantal
gedragingen tenlastegelegd die strekken tot het opzettelijk met het (terroristisch) oogmerk
voorbereiden en/of bevorderen van het teweegbrengen van ontploffingen en/of moord en/of doodslag. Deze gedragingen zijn feitelijk omschreven onder A tot en met G.
De onder 1 sub A ten laste gelegde gedraging
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 sub A tenlastegelegde.
Uit het dossier volgt dat de verdachte al langere tijd interesse heeft voor IS en dat hij aantoonbaar gedurende een langere periode IS propaganda en overige documentatie met verwijzingen naar aanslagen, executies en andere angstaanjagende beelden en een radicale, extremistische leer op verschillende gegevensdragers en in (door hem zelf) handgeschreven teksten aanwezig heeft gehad.
Daarbij is vastgesteld dat een deel van deze IS-propaganda steeds kort na publicatie daarvan door IS op de gegevensdragers van de verdachte aanwezig was. [4]
De aanwezigheid van deze hoeveelheid aan IS-propaganda dient voor de beoordeling van dit onderdeel in samenhang te worden bezien met de omstandigheid dat de verdachte zich naar buiten toe ook presenteert als IS-er, getuige een chatgesprek tussen de verdachte en een contact van hem uit Zweden, waarin hij tegen dit contact zegt: “Nee broeder, ik ben een IS-er”. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de onder A. ten laste gelegde gedraging wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank overweegt daarbij in het bijzonder nog dat de feitelijke gedragingen ter voorbereiding of bevordering van de omschreven misdrijven, kunnen worden ingekleurd door hetgeen is omschreven onder A.
De onder 1 sub G ten laste gelegde gedraging [5]
De rechtbank komt – eveneens – tot een bewezenverklaring van het onder 1 sub G tenlastegelegde. Van belang daarbij is allereerst dat kan worden vastgesteld of de verdachte degene is die onder de benaming ‘ [accountnaam 1] ’ heeft gecommuniceerd met anderen. Het dossier bevat daaromtrent de navolgende gegevens.
Uit de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring en zijn bij de politie afgelegde verklaring op 3 september 2019, volgt dat de bij de doorzoeking van de [adres b&b] aangetroffen iPhone 4s van hem is en dat (alleen) hij daarvan gebruik maakte.
Op de inbeslaggenomen iPhone 4s is de Telegram-app geïnstalleerd en daarbij wordt gebruik gemaakt van het Telegram-account ‘ [accountnaam 1] ’ ” [profielnaam 1] ”, gekoppeld aan het mobiele telefoonnummer ”+ [telefoonnummer 1] ”. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat dit telefoonnummer bij hem in gebruik is. Deze verklaring wordt bevestigd door de getuige [naam getuige] , die heeft verklaard dat aan het telegramprofiel [profielnaam 1] het telefoonnummer
[telefoonnummer 1] is gekoppeld dat in gebruik is bij de verdachte.
Uit onderzoek in de chatberichten in de telefoon blijkt dat de gebruiker van de iPhone 4s via Telegram chat met de gebruikersnaam ‘ [accountnaam 1] ’.
Op 3 september 2019 heeft het Federal Bureau of Investigation (FBI) een memorandum verstrekt met de volgende informatie:
“(...)
(U//REL TO USA, NLD) As of mid-July 2018, pro-lslamic State of Iraq and ash-Sham attack plotter and Telegram user ' [accountnaam 1] ’ (' [profielnaam 1] ’; UID - [nummer] ) had indicated that he was engaged in preparations towards a Europe-based operation and that he had been in touch with an unidentified facilitator who could obtain 'anything he wanted' (...)”
Hieruit kan worden opgemaakt dat vanaf midden juli 2018 de pro-ISIS ‘aanvalsplotter’ en Telegram-gebruiker ‘ [accountnaam 1] ’ “ [profielnaam 1] ” had aangegeven dat hij bezig was met voorbereidingen voor een ‘operatie’ in Europa en dat hij in contact stond met een onbekende facilitator die ‘alles kon krijgen wat hij maar wilde’.
Gelet op deze gegevens, alsmede op het door de FBI op 16 september 2019 verstrekte videobestand, waarin de chatberichten tussen ‘ [accountnaam 1] ’ en de onbekende derde zichtbaar zijn, komt de rechtbank, in onderlinge samenhang bezien, tot de vaststelling dat de verdachte onder de benaming ‘ [accountnaam 1] ’ heeft gecommuniceerd met anderen en daarbij kennelijk heeft gesproken over een gebeurtenis/operatie in Europa als bedoeld in feit 1.
De onder 1 sub E ten laste gelegde gedraging
Uit het door de AIVD verstrekte ambtsbericht van 5 april 2019 volgt dat [naam medeverdachte 2] op 8 september 2016 met (haar echtgenoot) [naam medeverdachte 1] is uitgereisd naar Syrië en dat zij zich aldaar hebben aangesloten bij IS(IS).
Na de aanhouding van de verdachte is in zijn woning een Nokia telefoon aangetroffen met daarin een simkaart met het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat met het nummer + [telefoonnummer 2] op 5 oktober 2018 een Telegramprofiel is geregisteerd en dat dit Telegramprofiel vrijwel identiek is aan het Telegramprofiel ‘ [profielnaam 2] ’ dat toebehoort aan [naam medeverdachte 2] . Aannemelijk is derhalve dat beide Telegramprofielen in gebruik zijn bij [naam medeverdachte 2] .
In een chatsessie in april/mei 2019 tussen het telegramaccount ‘ [accountnaam 1] ’ (welke op dat moment was overgenomen door een medewerker van het onderzoeksteam) en ‘ [accountnaam 2] ’ vraagt de laatste aan ‘ [accountnaam 1] ’ of hij de simkaart met het Nederlandse nummer nog heeft waar het andere telegramaccount van ‘ [accountnaam 2] ’ op geregistreerd staat. Enige tijd later geeft ‘ [accountnaam 2] ’ aan dat het gaat om de simkaart met het nummer + [telefoonnummer 2] . Op grond van het voorgaande is aannemelijk dat ‘ [accountnaam 2] ’ [naam medeverdachte 2] is.
In dezelfde chatsessie antwoordt ‘ [accountnaam 2] ’ op de vraag van ‘ [accountnaam 1] ’ welke broeder de sim voor haar had geregeld
, ‘jij’.
Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat achter de naam ‘ [accountnaam 1] ’ de verdachte schuilgaat.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte degene is geweest die de simkaart heeft geregeld voor [naam medeverdachte 2] , zodat zij door middel van bijbehorend telefoonnummer een Telegramaccount kon activeren. [naam medeverdachte 2] was op dat moment uitgereisd naar Syrië en had zich aangesloten bij IS(IS).
Onderdelen B, C, D en F
Van de onder B opgenomen handeling (het voorhanden hebben van het vuurwapen en munitie) kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat dit verband hield met het plegen van een terroristisch misdrijf.
Voor het behulpzaam zijn geweest van de verdachte bij de uitreis van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] naar Syrië en het financieel ondersteunen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] gedurende hun verblijf (handelingen C en D) is onvoldoende bewijs aanwezig.
Het bewijs ontbreekt eveneens voor het onder handeling F ten laste gelegde – kort gezegd - voorhanden hebben van instructiemateriaal ten behoeve van het doden van mensen en het vervaardigen van explosieven. De rechtbank stelt vast dat op de telefoon van de verdachte slechts een screenshot is aangetroffen van de instructievideo Wilayat-al-Raqqa (waarin wordt uitgelegd hoe er met eenvoudige middelen een explosief kan worden gemaakt). Aldus kan niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte daadwerkelijk heeft beschikt over de inhoud van die video en daarmede het instructiemateriaal.
De verdachte zal worden vrijgesproken van de onderdelen B, C, D en F van de tenlastelegging.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de
verdachte de onder A, E en G opgenomen handelingen heeft verricht, zoals
bewezenverklaard. De verdachte heeft zich en een ander daarmee inlichtingen, gelegenheid en middelen verschaft tot het plegen van een misdrijf met een terroristisch oogmerk genoemd in de artikelen 157, 288a en 289a Sr.
Feit 2: deelname aan een terroristische organisatie
Onder feit 2 is aan de verdachte deelname aan een terroristische organisatie (IS/ISIS/ISIL) ten laste gelegd.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van dit feit. De officier van justitie heeft niet – in de telastelegging noch in het dossier – (voldoende) onderbouwd waaruit de deelneming van de verdachte exact heeft bestaan.
De enkele uitlating van de verdachte – in een chatsessie – dat hij IS-er is, levert daartoe onvoldoende bewijs op, omdat deze uitlating er ook op kan duiden dat degene die de uitlating doet (slechts) een sympathisant van IS(IS)/ISIL is.
Feit 3: voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie met een terroristisch oogmerk
In de woning van de verdachte is een vuurwapen met bijbehorende munitie aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat dit vuurwapen en de munitie van hem waren.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat in dit kader sprake was van een terroristisch oogmerk, zodat de verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van
medio juli 2018
tot en met 15 februari 2019 te Groningen en/of De Lutte en/of elders in
Nederland,
met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het
te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel(en) 157 en/of 176a en/of 176b en/of
289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten een ontploffing teweegbrengen en/of moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen ,
immers heeft verdachte
ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd
het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd
met een terroristisch oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie
IS(IS), eigen gemaakt, en/of
E. aan een lid van IS(IS) gelegenheid en/of middelen verschaft om in het strijdgebied (Syrië) gebruik te kunnen maken van communicatiemiddelen en/of
G. contact gemaakt met een (of meer) andere perso(o)n(en) teneinde inlichtingen in te winnen en/of de mogelijkheden te verkennen om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of te bevorderen en/of uit te voeren.
3.
hij op 16 februari 2019 te Groningen een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1
Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool (van het merk Fabrique National, model High Power 35) met
(bijbehorende) munitie voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met het oogmerk om opzettelijk ontploffingen teweegbrengen
en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een
terroristisch oogmerk, voor te bereiden of te bevorderen,
zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen verschaffen waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf.
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een terroristisch misdrijf. Hij heeft zich verdiept in informatie aangaande het radicale en extremistische gedachtegoed van de gewapende jihadstrijd. Het gaat hierbij om het gedachtegoed van de terroristische organisatie Islamitische Staat (voorheen genaamd ISIS/ISIL), met alle daarbij behorende – algemeen bekende – gewelddadige gruwelijkheden.
De verdachte heeft daarnaast in Nederland een simkaart geregeld en geactiveerd voor iemand die op dat moment was uitgereisd naar Syrië en zich had aangesloten bij IS. Deze was hierdoor in staat om in het strijdgebied een Telegramaccount te activeren. De verdachte heeft daarmee aan een IS-lid gelegenheid en middelen verschaft om in het strijdgebied (Syrië) gebruik te kunnen maken van communicatiemiddelen.
Ook heeft de verdachte – gebruikmakend van zijn Telegram account – in de periode na juli 2018, gecommuniceerd met anderen en daarbij gesproken over een gebeurtenis/operatie in Europa waarbij hij heeft geprobeerd om in dat kader een ontmoeting te regelen. De verdachte heeft aldus inlichtingen ingewonnen en de mogelijkheden verkend om een terroristisch misdrijf voor te bereiden.
De bewezen verklaarde feiten zijn ernstige misdrijven. De internationale gemeenschap
wordt bedreigd door het plegen van bloedige en angstaanjagende aanslagen. Deze
terroristische aanslagen worden gepleegd vanuit een intolerante religieuze ideologie, waarbij
wordt geprobeerd het eigen gelijk op gewelddadige wijze aan anderen op te leggen en
waarbij de bevolking veelal slachtoffer is en emstige vrees wordt aangejaagd. Daarbij
worden geen middelen en methoden geschuwd.
Samenlevingen die worden geconfronteerd met terroristisch geweld dienen hiertegen te
worden beschermd. Met grote inzet trachten overheden, waaronder de Nederlandse, zich dan
ook daartegen te weren. Daartoe is onder andere wetgeving in het leven geroepen waarbij
wordt getracht door middel van strafbaarstellingen, zoals in de onderhavige zaak, terrorisme
in de kiem te smoren. Daarom dienen in zaken als die van de verdachte de strafdoelen van
vergelding en afschrikking bij de keuze van de strafsoort en de hoogte van de op te leggen straf een bepalende rol te spelen.
Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen en daarbij behorende munitie voorhanden gehad.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Psychiater J. Hoerée, GZ-psycholoog I. Snijders en forensisch milieuonderzoeker M.D. van der Heide, hebben een zogenoemde triple rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 januari 2020. Dit rapport houdt - kort samengevat - het volgende in.
De verdachte heeft slechts beperkt meegewerkt aan het onderzoek. Er kon daardoor onvoldoende informatie worden verzameld om een diagnose te stellen of uit te sluiten.
Waar er tijdens het onderzoek geen aanwijzingen waren voor een acute psychiatrische stoornis zijn er wel narcistische persoonlijkheidstrekken geconstateerd. Gezien de achterdocht en het wantrouwen van de verdachte is ook de mogelijkheid van een waanstoornis of paranoïde persoonlijkheidsproblematiek niet uit te sluiten.
Door het gebrek aan informatie kon geen uitspraak worden gedaan over de situatie ten tijde van het tenlastegelegde, een eventueel verband met de tenlastegelegde feiten en evenmin over de mate waarin het tenlastegelegde – indien bewezen – aan de verdachte kan worden toegerekend.
Bij de verdachte zijn nogal wat factoren aanwezig die zijn geassocieerd met een risico op extremistisch geweld. Daarnaast beschikt verdachte over heel wat vaardigheden en talenten, die hem goed van pas zouden komen, als hij ervoor zou kiezen zich in te zetten voor een terroristische organisatie.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
10 maart 2020. Dit rapport houdt – kort samengevat – het volgende in.
De verdachte heeft in totaal acht keer gesproken met de reclassering. Eind februari 2020 heeft de verdachte twee keer een geplande afspraak afgezegd waarna hij te kennen heeft gegeven geen nadere gesprekken meer te willen voeren.
In zijn contact met de reclassering bekent hij het wapenbezit maar ontkent de tenlastegelegde feiten met een terroristisch oogmerk. Het is derhalve niet mogelijk om een verband te leggen tussen de feiten en de diverse leefgebieden.
De contacten met de reclassering laten zich kenmerken door de wantrouwende en achterdochtige houding van de verdachte. Dit wantrouwen uit zich in het feit dat de verdachte van mening is dat moslims in het algemeen benadeeld worden in Nederland en dat hij benadeeld wordt door de overheid/justitie omdat hij moslim is. In hoeverre de verdachte de jihadistisch salafistische ideologie aanhangt is in de gesprekken met de reclassering onduidelijk gebleven, omdat de verdachte zich bij doorvragen telkens beriep op een gebrek aan kennis en uiteindelijk zijn medewerking aan de gesprekken beëindigde.
De reclassering schat het risico op recidive en het risico op extremistisch geweld in als hoog, waarbij voor de laatste indicator de domeinen ‘overtuigingen, opvattingen en ideologie’, ‘sociale context en intentie’ en ‘historie, actie en capaciteit’ als grootste risicofactoren worden aangemerkt.
Geadviseerd wordt – indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen – aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. Geadviseerd wordt eveneens om die bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op al het bovenstaande, in het bijzonder het Triple onderzoek van de psychiater en psycholoog, wordt de verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst opgenomen voorwerpen 2 tot en met 10 (vuurwapen en/of te beschouwen als onderdeel uitmakend van of behorend bij het vuurwapen) worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de volgende op de beslaglijst opgenomen goederen worden verbeurd verklaard:
Nummer
Omschrijving voorwerp
11
iPhone 4s (518067)
12
Macbook air (518082
13
Computer merkloos (518101)
15
Harddisk Seagate (518138)
16
USB-stick (518137)
17
Nokia telefoon blauw (518132)
18
Sony Ericsson telefoon (518130)
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd dat ten aanzien van de iPhone wit (518092) (voorwerpnummer 14) wordt gelast dat deze wordt teruggegeven aan de rechthebbende.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3.
Beoordeling
De in beslag genomen iPhone 4s (11), Apple Macbook air 518082 (12), computer merkloos 518101 (13), Harddisk Seagate 518138 (15), USB-stick 518137 (16), Nokia telefoon blauw 518132 (17) en Sony Ericsson telefoon 518130 (18) zijn onder de verdachte in beslag genomen en behoren hem toe. Deze voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard, omdat het bewezen verklaarde strafbare feit 1 met betrekking tot deze voorwerpen is begaan.
Het onder de verdachte in beslag genomen vuurwapen en de bijbehorende munitie en overige voorwerpen te beschouwen als onderdeel uitmakend van of behorend bij het vuurwapen (voorwerp 2 tot en met 10), zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon (iPhone wit) (voorwerp 14), is door de officier van justitie aangegeven, en door de verdachte niet weersproken dat deze van diefstal afkomstig is. Voor dit voorwerp zal een last worden gegeven tot bewaring ten behoeve van de rechthebbende.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57, 96, 157, 176a, 176b, 288a, 289 en 289a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, waarbij de reclassering bepaalt welke gesprekonderwerpen aan de orde dienen te komen in het kader van het inschatten van het recidiverisico;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met onderstaande personen, zolang het openbaar ministerie dit verbod noodzakelijk vindt:
[naam medeverdachte 1] , geboortedatum [geboortedatum medeverdachte 1]
[naam medeverdachte 2] , geboortedatum [geboortedatum medeverdachte 2]
personen met wie hij gedetineerd heeft gezeten op de TA Vught
personen die op de nationale sanctielijst Terrorisme staan
de veroordeelde wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan, en een actieve
inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en/of het behouden van woonruimte, een legaal inkomen en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding. Indien de reclassering dit nodig acht, zal hij hierbij samenwerken met de gemeente waarin hij woont of met andere instanties;
de veroordeelde wordt verplicht voor de naleving van het contactverbod zijn medewerking te verlenen aan controles van zijn digitale gegevensdragers wanneer en zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt, ook wanneer dit inhoudt dat het digitale onderzoek door een externe deskundige wordt verricht.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 tot en met 5 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart
verbeurdals bijkomende straf voor feit 1:
iPhone 4s 518067 (11);
Apple Macbook air 518082 (12);
computer merkloos 518101 (13);
Harddisk Seagate 518138 (15);
USB-stick 518137 (16);
Nokia telefoon blauw 518132 (17);
Sony Ericsson telefoon 518130 (18).
- verklaart
onttrokken aan het verkeer:
Plastic zak 2361376 (2)
Vuurwapen SIB42.04.01.002 (3)
Plakband [procesverbaalnummer 1] (4)
Elastiekjes (huishoudelijke artikelen) [procesverbaalnummer 2] (5)
Ragger - onderhoud wapen 2361749 (6)
Gebruikshandleiding vuurwapen 2361750 (7)
9 stuks kogelpatroon 9x19 [procesverbaalnummer 3] (8)
8 stuks knalpatroon 8mm [procesverbaalnummer 4] (9)
10 stuks gaspatroon 9 mm [procesverbaalnummer 5] (10).
- gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
iPhone wit 518092 (14).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
mr. dr. M.M. Koevoets en mr. D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 8 september 2016
tot en met 15 februari 2019 te Groningen en/of De Lutte en/of elders in
Nederland,
met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het
te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel(en) 157 en/of
176a en/of 176b en/of
289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten
een ontploffing teweegbrengen en/ofmoord en/of doodslag (te) begaan met een
terroristisch oogmerk,
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf,
immers heeft verdachte
ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd
het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd
met een terroristisch oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie
ISIS, althans een aan IS gelieerde organisatie, althans een organisatie die de
gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt, en/of
B. een vuurwapen en (bijbehorende) munitie voorhanden gehad en/of
C. betrokkenheid gehad bij de uitreis van een ISIS-strijder en/of
faciliterende handelingen verricht voor de uitreis van een ISIS-strijder en/of
D. dit/een lid van ISIS die naar Syrië is uitgereisd en/of zich daar nog
steeds bevindt, financieel ondersteund, en/of
E. aan dit/ een lid van ISIS en/of aan een (of meer) andere perso(o)n(en) gelegenheid en/of middelen verschaft om in het strijdgebied (Syrië) gebruik te kunnen maken van communicatiemiddelen en/of
F. instructiemateriaal voorhanden gehad ten behoeve van het doden van mensen en het vervaardigen van explosieven en/of via voornoemd lid van ISIS en/of een andere (tussen)persoon in Syrië, contact gezocht met een persoon om kennis te verkrijgen voor het maken van explosieven en/of
G. contact gemaakt met een (of meer) andere perso(o)n(en) teneinde inlichtingen in te winnen en/of de mogelijkheden te verkennen om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of te bevorderen en/of uit te voeren;
artikel 96 lid 2 jo 289(a) en 288(a) Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 8 september 2016
tot en met 15 februari 2019 te Groningen en/of De Lutte en/of elders in
Nederland,
heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), te weten Islamitische Staat
(IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of
Iraq and Levant (ISIL), althans een aan (een) voornoemde
organisatie(s) gelieerde organisatie(s), althans (een) organisatie(s) die de
gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan,
welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) en/of heeft/hebben het plegen van
terroristische misdrijven, te weten:
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit
feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van
Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96
lid 2 van het Wetboek van Strafrecht);
artikel 140a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op 16 februari 2019 te Groningen een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1
Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool (van het merk Fabrique National, model High Power 35) met
(bijbehorende) munitie voorhanden heeft gehad,
terwijl het feit al dan niet is begaan met een terroristisch oogmerk als
bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht dan wel met het oogmerk
om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van dat wetboek voor
te bereiden of gemakkelijk te maken.
artikel 26 ja 55 lid 5 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.De reis van de profeet Mohammed en zijn volgelingen van Mekka naar Medina.
2.Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416
3.Zie hiervoor ook: HR 11 juni 2019 ECLI:HR:2019, 906 en 907
4.Nu dit materiaal terug is gevonden op de telefoons en computer van verdachte zelf en verdachte hiervoor zelf geen aannemelijke verklaring kan geven, kan de rechtbank gelet op vorenstaande niet anders concluderen dan dat het verdachte zelf moet zijn geweest die dit materiaal heeft opgezocht en gedownload.
5.De rechtbank wijkt bij de bespreking van dit deel van de bewezenverklaring af van de volgorde in de tenlastelegging nu de duiding van het in het dossier aanwezige (bewijs) materiaal daartoe noopt.