3.1[eiser] heeft – samengevat – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de autogarage, de showroom en het tankstation te ontbinden;
b. [gedaagden] te veroordelen om de autogarage, de showroom en het tankstation met al de hunnen en het hunne te ontruimen en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen;
c. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen aan [eiser] tegen kwijting te betalen de hoofdsom van € 11.550,00;
d. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] tegen kwijting betalen de somma van € 3.850,00 voor iedere maand na februari 2019 dat [gedaagden] met de ontruiming van het gehuurde in gebreke blijven;
e. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot een schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
f. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] tegen kwijting te betalen de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de hoofdsom vanaf de vervaldatum tot aan 15 februari 2019, zijnde een bedrag van € 116,46;
g. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] tegen kwijting te betalen de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de hoofdsom vanaf 15 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
h. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] tegen kwijting te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 617,10 (incl. btw), vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW;
i. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW en de nakosten.