ECLI:NL:RBROT:2020:4482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
C/10/596398 / FA RK 20-3336
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 14 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om de voortzetting van de op 12 mei 2020 opgelegde crisismaatregel voor een betrokkene, die thans verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde dag gehouden, waarbij verschillende betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, en dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg, maar de rechtbank oordeelt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 4 juni 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter N. Doorduijn en schriftelijk uitgewerkt op 19 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596398 / FA RK 20-3336
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 14 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geborotedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes locatie Albrandswaardsedijk te Poortugaal,
advocaat mr. S.M.G. Weitjens te Utrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 12 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 12 mei 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. R.M. Lopes Benoliel, psychiater, van 12 mei 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante strafvorderlijke- en justitiële gegevens;
 een uittreksel uit het curateleregister.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 mw. K. Koenraadt, behandelaar, en mw. J. Noordman, eveneens behandelaar, beiden verbonden aan Antes, locatie Albrandswaardsedijk te Poortugaal;
 [naam] , curator van betrokkene.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept, alsmede de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene werd opgenomen nadat er, door het wegvallen van de vaste structuur tegen gevolge van het COVID-19 virus, bij betrokkene in toenemende mate dwang- en angstgedachtes ontstonden. De behandelaar verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat betrokkene veel behoefte heeft aan een vaste structuur. Nu hem dat vanwege het virus in mindere mate geboden kan worden wordt een beperkte impulsregulatie gezien, waarbij betrokkene erg agressief wordt. Gedurende de opname is betrokkene agressief jegens derden geweest, waarbij hij binnen 24 uur tweemaal met overmacht gesepareerd diende te worden, nadat er agressie incidenten plaatsvonden op de afdeling. Momenteel bevindt betrokkene zich nog steeds in de separatieruimte. Betrokkene geeft aan graag terug te willen keren naar de afdeling. De behandelaren schatten het risico op agressie incidenten echter nog hoog in. Het is moeilijk om afspraken te maken met betrokkene en de incidenten zijn moeilijk voorspelbaar. De behandelaren verklaren eveneens dat nader onderzocht dient te worden of er een medicatieswitch doorgevoerd dient te worden of dat de huidige medicatie volstaat. Mede gezien het agressieve gedrag van betrokkene dat tot separatie heeft geleid is het tot een beoordeling daarvan door een psychiater nog niet gekomen. Het wordt noodzakelijk geacht dat betrokkene nader onderzocht en ingesteld wordt op medicatie en zal stabiliseren, alvorens hij terug kan keren naar huis.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een autisme spectrum stoornis, OCD en een licht verstandelijke beperking.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
 het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
 het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Namens betrokkene voert de advocaat aan dat betrokkene bereid is vrijwillig op de afdeling te blijven. De behandelaar verklaart daarop echter dat betrokkene erg ambivalent is in deze bereidheid en dat betrokkene regelmatig aangeeft graag naar huis te willen. Betrokkene overziet vanwege zijn psychische stoornis niet goed wat vrijwillig blijven daadwerkelijk inhoudt en daarmee is zijn bereidheid niet consistent en doorleefd genoeg. Hierin volgt de rechtbank de behandelaar. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.3.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 juni 2020.
Deze beschikking is op 14 mei 2020 mondeling gegeven door mr. N. Doorduijn, rechter, in tegenwoordigheid van K.J. Gielen, griffier en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.