In deze zaak, die op 20 mei 2020 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en een minderjarige zoon samen hebben. De vrouw vordert een straat- en contactverbod tegen de man, terwijl de man in reconventie nakoming van een omgangsregeling vordert. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 mei 2020, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De vrouw stelt dat de man haar heeft mishandeld en haar lastigvalt, terwijl de man deze beschuldigingen ontkent en stelt dat de vrouw hem in een kwaad daglicht probeert te stellen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw haar vordering tot het opleggen van een contact- en straatverbod onvoldoende heeft onderbouwd, en wijst deze af. In reconventie wordt de vordering van de man tot nakoming van de omgangsregeling toegewezen, met een dwangsom voor de vrouw als zij hieraan niet voldoet. De voorzieningenrechter benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de partijen voor het welzijn van hun zoon. De vordering tot het vaststellen van een informatieregeling wordt afgewezen wegens gebrek aan spoedeisendheid. De proceskosten worden gecompenseerd.