ECLI:NL:RBROT:2020:4449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
C/10/590687 / JE RK 20-317
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot aan zijn meerderjarigheid, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing bij zijn zus, mw. [naam zus]. Dit verzoek is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor fysieke zittingen niet mogelijk waren. De kinderrechter heeft de minderjarige en andere betrokkenen telefonisch gehoord.

De feiten wijzen op een verstoorde relatie tussen [voornaam minderjarige] en zijn ouders, met name met de vader. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel bij zijn zus, waar hij positieve ontwikkelingen vertoont. De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad en staan achter de tijdelijke plaatsing bij de zus. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er een noodzaak is voor verdere hulpverlening en onderzoek naar zijn situatie.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding, zoals genoemd in het Burgerlijk Wetboek. De beschikking houdt in dat [voornaam minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en dat de machtiging tot uithuisplaatsing bij zijn zus wordt verleend, beide met ingang van 16 april 2020 tot 22 januari 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/594909 / JE RK 20-1017
datum uitspraak: 16 april 2020

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 februari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 14 april 2020, ingekomen bij de griffie op 14 april 2020.
De mondelinge behandeling stond ter zitting gepland op 16 april 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter op 16 april 2020 de volgende personen telefonisch gehoord:
- de vader,
- de moeder, bijgestaan door mw. P.M. van Nimwegen, tolk Spaans,
- de zus van [voornaam minderjarige] , mw. [naam zus] , als informant,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
[voornaam minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord. De kinderrechter heeft meermaals geprobeerd om telefonisch met hem in contact te komen.
De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij zijn zus, mw. [naam zus] .
Bij beschikking van 31 januari 2020 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 30 april 2020. De kinderrechter heeft bij die beschikking ook een machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de zus verleend, die bij beschikking van 21 februari 2020 is verlengd tot 30 april 2020.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht tot aan zijn meerderjarigheid. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij zijn zus, te weten mw. [naam zus] , gevraagd tot aan zijn meerderjarigheid.
De Raad heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is sprake van zowel kindeigen problematiek als zorgen in zijn opvoedsituatie. De relatie tussen [voornaam minderjarige] en zijn ouders (met name met de vader) is ernstig verstoord. [voornaam minderjarige] wil niet terug naar zijn ouders en wil bij zijn zus blijven wonen. Gelet op de spanningen in de thuissituatie is ook de Raad van mening dat [voornaam minderjarige] niet terug naar de ouders kan. De komende periode zal de GI hulp in moeten zetten om de relatie tussen [voornaam minderjarige] en de ouders te verbeteren en zal duidelijk moeten worden waar [voornaam minderjarige] zal gaan wonen. Daarnaast is het van belang dat er zicht wordt gehouden op de schoolgang van [voornaam minderjarige] en dat hij niet meer in aanraking komt met de politie.

De standpunten

De GI staat achter het verzoek van de Raad. De GI is op zoek naar een geschikte woonplek voor [voornaam minderjarige] . Er wordt gedacht aan kamertraining. Ter overbrugging zal [voornaam minderjarige] bij zijn zus verblijven. [voornaam minderjarige] is met zijn coach op zoek naar een opleiding waar hij gemotiveerd voor is. Daarnaast is het van belang dat er aandacht wordt besteed aan contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en zijn ouders.
De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De ouders willen dat [voornaam minderjarige] een goede plek krijgt, waar hij rust krijgt en volwassen wordt. De ouders staan achter de tijdelijke plaatsing bij zijn zus.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag en onttrekt zich aan het ouderlijk gezag. De ouders ervaren weinig grip op [voornaam minderjarige] . De relatie tussen [voornaam minderjarige] en zijn ouders is dusdanig verstoord dat hij niet langer bij de ouders kan wonen. Daarnaast is er sprake van fors schoolverzuim en is [voornaam minderjarige] in aanraking gekomen met de politie.
Op dit moment is er weinig zicht op de achterliggende problematiek van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter acht, evenals de Raad, nader onderzoek wenselijk zodat er passende hulpverlening kan worden ingezet en er een bij hem aansluitende woonvorm kan worden gevonden. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel bij zijn zus, waar er sprake lijkt van een prille positieve ontwikkeling. [voornaam minderjarige] is gemotiveerd voor school en lijkt te profiteren van de hulpverlening tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling.
De kinderrechter het van belang dat de GI betrokken blijft om de huidige positieve lijn te bestendigen en waar nodig verdere hulpverlening in te zetten. Gelet op de verstoorde relatie tussen [voornaam minderjarige] en zijn ouders is de kinderrechter van oordeel dat het verblijf van [voornaam minderjarige] bij zijn zus gecontinueerd moet worden in afwachting van een geschikte woonvorm waar [voornaam minderjarige] kan werken aan zijn zelfstandigheid.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het BW. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de zus verlenen tot aan zijn meerderjarigheid.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 16 april 2020 tot 22 januari 2021;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de zus, mw. [naam zus] , met ingang van 16 april 2020 tot 22 januari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2020 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.