In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI). De kinderen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3], worden onder toezicht gesteld en wonen bij hun moeder. De GI heeft zorgen geuit over de opvoedsituatie, die als onveilig wordt beschouwd, en heeft verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld vanwege de coronamaatregelen, waarbij ook een tolk in het Papiaments is ingeschakeld voor de vader, die de Nederlandse taal niet machtig is.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoedsituatie zorgwekkend is, maar oordeelt dat er onvoldoende onderbouwing is voor de noodzaak van een uithuisplaatsing op dat moment. De kinderrechter wijst erop dat de GI eerder geen verzoek tot uithuisplaatsing heeft gedaan, ondanks de zorgen die al langer bestaan. Bovendien zijn er mogelijkheden voor een netwerkplaatsing niet voldoende onderzocht. De kinderrechter concludeert dat de ondertoezichtstelling op dit moment voldoende bescherming biedt voor de kinderen en wijst het verzoek van de GI af.
De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De kinderrechter benadrukt het belang van het bespreken van een uithuisplaatsing met de betrokken kinderen, vooral gezien hun leeftijd, en dat een plaatsing in het netwerk van voorkeur heeft boven een neutrale plek.