Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 16 oktober 2019 en de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 januari 2020,
- de conclusie na enquête aan de zijde van Lamper,
- de conclusie na enquête aan de zijde van [naam eiseres].
2..De verdere beoordeling
‘plus minus 2017’tot zijn werkgebied was gaan behoren, maar nu [naam getuige 2] zelf heeft verklaard dat zij tot 2015 werkzaam was bij [naam eiseres] en daarnaast uit de verklaring van [naam getuige 1] kan worden afgeleid dat hij de opvolger van [naam getuige 2] is geweest, gaat de rechtbank ervan uit dat Werkendam vanaf 2015 tot het werkgebied van [naam getuige 1] is gaan behoren. Uit de verklaring van [naam getuige 1] volgt dat hij klanten van [naam eiseres] uit Werkendam naar Lamper doorverwees. Lamper heeft geen bewijs geleverd ten aanzien van deze locatie en periode. Op grond hiervan wordt geoordeeld dat er in ieder geval tot het moment dat Lamper naar andere makelaars is gaan verwijzen (vanaf mei 2017, zie r.o. 2.15. en verder) aan de zijde van [naam eiseres] geen sprake is van een tekortkoming in de synergieverbintenis. De door Lamper in reconventie gevorderde schadevergoeding zal daarom, voor zover deze verband houdt met de locatie Werkendam vanaf 2015 tot en met april 2017, worden afgewezen.
- de locaties Werkendam en Gorinchem in de periode mei 2017 tot en met april 2019
- de locatie Werkendam in de periode waarin [naam getuige 2] werkzaam was bij [naam eiseres] (dus tot 2015). Hiertoe zal de zaak worden verwezen naar de rol. [naam eiseres] zal vervolgens bij antwoordakte mogen reageren.
3..De beslissing
woensdag 17 juni 2020teneinde Lamper in de gelegenheid te stellen zich uit te laten zoals overwogen in r.o. 2.11. en 2.26., waarna vervolgens [naam eiseres] op de rolzitting van vier weken later in de gelegenheid zal worden gesteld om bij akte te reageren (alleen ten aanzien van de gestelde schade),