ECLI:NL:RBROT:2020:4293

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
C/10/579350 / HA ZA 19-704
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen tussen broer en zus over aanvaarding van nalatenschappen en legitieme porties

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen een broer en zus, [eiseres] en [gedaagde], over de aanvaarding van de nalatenschap van hun overleden ouders. De rechtbank heeft op 20 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin [eiseres] vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de nalatenschap van hun moeder, erflaatster, en hun vader, erflater.

De procedure begon met een dagvaarding van [eiseres] op 29 juli 2019, gevolgd door een conclusie van antwoord van [gedaagde] op 18 september 2019. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder het overlijden van erflaatster en erflater, en de vorderingen van [eiseres] om te verklaren dat [gedaagde] de nalatenschap van erflater zuiver heeft aanvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] zich als heer en meester over de nalatenschap heeft gedragen, wat betekent dat hij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van [eiseres] om haar erfdeel in de nalatenschap van erflaatster vast te stellen op € 5.904,00 toegewezen. Wat betreft de legitieme portie in de nalatenschap van erflater, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze nihil is, omdat de activa van de nalatenschap lager zijn dan de schulden. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld om het bedrag van € 5.904,00 aan [eiseres] te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft bepaald dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/579350 / HA ZA 19-704
Vonnis van 20 mei 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. J.M.P. Schobbers-Deinum te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 29 juli 2019;
  • de conclusie van antwoord met producties van 18 september 2019;
  • de brief met een aanvullende productie van [eiseres] van 27 november 2019;
  • de akte met aanvullende producties van [eiseres] van 5 december 2019;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 december 2019;
  • de akte met producties van [gedaagde] van 26 februari 2020;
  • de antwoordakte van [eiseres] van 25 maart 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is nader bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn zus en broer van elkaar.
2.2.
Op [overlijdensdatum 1] overleed in Zwijndrecht [erflaatster] (hierna: ‘erflaatster’), de moeder van [eiseres] en [gedaagde] . Op [overlijdensdatum 2] overleed in Rotterdam [erflater] , de man van erflaatster en de vader van [eiseres] en [gedaagde] (hierna: ‘erflater’).
2.3.
Als erfgenaam van erflaatster heeft [eiseres] een vordering op de nalatenschap van erflater.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert:
I voor recht te verklaren dat [gedaagde] de nalatenschap van erflater zuiver heeft aanvaard;
II [gedaagde] te veroordelen de onder randnummer 17 van de dagvaarding genoemde informatie en stukken over te leggen, zodat [eiseres] haar legitieme portie in de nalatenschap van erflater en haar erfdeel in de nalatenschap van erflaatster kan berekenen;
III haar erfdeel in de nalatenschap van erflaatster vast te stellen;
IV haar legitieme portie in de nalatenschap van erflater vast te stellen;
V [gedaagde] ertoe te veroordelen haar haar erfdeel in de nalatenschap van erflaatster en haar legitieme portie in de nalatenschap van erflater te betalen;
VI [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering.
3.3.
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [eiseres] en [gedaagde] de vordering en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.

4..De beoordeling

verklaring voor recht

4.1.
[gedaagde] schrijft onder randnummer 22 van zijn conclusie van antwoord dat hij ‘zich niet als heer en meester over de nalatenschap gedragen heeft’. Daarom kan volgens hem niet geoordeeld worden dat hij de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard heeft. De rechtbank gaat niet mee in dit standpunt. Uit de omstandigheden in deze zaak moet namelijk de conclusie getrokken worden dat [gedaagde] zich wel als heer en meester over de nalatenschap gedragen heeft en dat het zijn bedoeling was de nalatenschap zuiver te aanvaarden.
4.2.
[gedaagde] heeft na het overlijden van erflater openstaande schulden van diens nalatenschap betaald, deels uit eigen vermogen. De schuld aan [eiseres] heeft hij echter niet betaald. De vraag of [gedaagde] aan zichzelf zijn moederlijk erfdeel uit de nalatenschap van erflater heeft betaald is in deze procedure niet aan de orde gekomen. Aangenomen moet worden dat wat [gedaagde] betreft, na het betalen van de schulden die naar hij meende betaald moesten worden, de nalatenschap van erflater was afgewikkeld en dat hij [eiseres] niets meer hoefde te betalen. [gedaagde] is pas op dit standpunt teruggekomen op 15 februari 2019, de dag waarop hij, bijna vier jaar na het overlijden van erflater, de nalatenschap alsnog beneficiair aanvaard heeft, vlak nadat de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] op de kwestie aangesproken had. Dit is te laat. Op dat moment had [gedaagde] de nalatenschap namelijk al zuiver aanvaard.
4.3.
De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] de nalatenschap van erflater zuiver heeft aanvaard is gelet op het voorgaande toewijsbaar.
overleggen van stukken
4.4.
[eiseres] vordert [gedaagde] ertoe te veroordelen de onder randnummer 17 van de dagvaarding genoemde informatie en stukken over te leggen. [gedaagde] heeft in de loop van de procedure een aantal stukken overgelegd. [eiseres] zegt in haar laatste akte van 25 maart 2020 niet dat er nog stukken ontbreken. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [eiseres] de informatie die zij wilde inmiddels ontvangen heeft. Deze vordering van [eiseres] hoeft daarom niet verder besproken te worden.
erfdeel nalatenschap erflaatster
4.5.
[eiseres] vordert haar erfdeel in de nalatenschap van erflaatster vast te stellen. Zij stelt zelf dat dit erfdeel € 5.904,00 bedraagt. Dit bedrag volgt volgens [gedaagde] , zoals hij schrijft onder randnummer 2 van zijn akte van 26 februari 2020, inderdaad uit de aangifte erfbelasting, maar omdat erflater op grond van de wettelijke verdeling de beschikking heeft gekregen over de gehele nalatenschap, zijn de vorderingen van hem en [eiseres] afgewaardeerd en bedraagt de vordering van [eiseres] op de nalatenschap van erflaatster nu € 5.419,00. De rechtbank kan [gedaagde] niet volgen in dit betoog. Van [gedaagde] had verwacht mogen worden dat hij uitgebreider en duidelijker uitgelegd had waarom de vordering van [eiseres] op de nalatenschap van erflaatster volgens hem slechts € 5.419,00 bedraagt. Dit doet hij niet. De vordering van [eiseres] in de nalatenschap van erflaatster wordt daarom vastgesteld op € 5.904,00.
4.6.
[gedaagde] stelt onder randnummer 2 van zijn akte van 26 februari 2020 overigens ook dat als het erfdeel van [eiseres] in de nalatenschap van erflaatster vastgesteld moet worden op € 5.904,00, zijn erfdeel in die nalatenschap vastgesteld moet worden op € 14.758,00. [eiseres] betwist dit niet.
legitieme portie nalatenschap erflater
4.7.
[eiseres] vordert haar legitieme portie in de nalatenschap van erflater vast te stellen. De legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, te vermeerderen met de bij deze berekening in aanmerking te nemen
giftenen te verminderen met bepaalde in de wet genoemde
schulden(artikel 4:65 BW). De rechtbank neemt bij de beoordeling van de vraag hoe groot de legitieme portie van [eiseres] is als uitgangspunt de door [gedaagde] als productie 13 bij zijn akte van 26 februari 2020 overgelegde boedelbeschrijving.
giften
4.8.
Er is sprake van € 26.350,00 aan giften van erflater aan [gedaagde] . In de meest recente boedelbeschrijving gaat [gedaagde] weliswaar uit van € 16.850,00 aan giften maar een verklaring voor dit verschil met zijn eerdere erkenning dat sprake is van een bedrag aan giften € 26.350,00 giften (zie bijvoorbeeld randnummer 34 conclusie van antwoord) geeft [gedaagde] niet. De rechtbank gaat daarom uit van het eerstgenoemde bedrag aan giften. Die giften worden niet bij de waarde van de goederen van de nalatenschap opgeteld als het om gebruikelijke giften gaat, voor zover zij niet bovenmatig waren (artikel 4:69 lid 1 aanhef en onder b BW). Bij de vraag of giften gebruikelijk en niet bovenmatig zijn spelen de omstandigheden, zoals de financiële positie van de gever, een rol.
4.9.
Als productie 11 bij de dagvaarding is een overzicht gevoegd van de bedragen die erflater in de periode 2011-2015 aan [gedaagde] gegeven heeft. Het laagste bedrag is
€ 250,00, het hoogste € 8.000,00. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zonder meer gebruikelijke, niet bovenmatige giften zijn.
4.10.
Een gebruikelijke gift is een gift voor bijvoorbeeld een verjaardag of Sinterklaas en hoe hoog die gift kan zijn hangt af van de financiële positie van erflater. [gedaagde] stelt in dit verband dat erflater een jaarinkomen van € 35.000,00 had. Dit inkomen is, anders dan [gedaagde] stelt, niet dusdanig behoorlijk dat het in vijf jaar tijd giften van in totaal € 26.350,00 rechtvaardigt, mede gelet op de lasten van erflater. Dat erflater de financiële ruimte niet had om deze bedragen te schenken blijkt ook uit het feit dat er ten tijde van zijn overlijden nauwelijks nog liquide middelen waren.
4.11.
De rechtbank gaat niet mee in de stelling van [gedaagde] dat de betaling van € 8.000,00 op 4 mei 2015 een onkostenvergoeding en geen gift is. Het feit dat [gedaagde] in dit verband stelt dat hij 208 keer boodschappen voor erflater heeft gedaan wekt de indruk dat er een nauwkeurige administratie bijgehouden is van de onkosten die [gedaagde] in de loop van de jaren ten behoeve van erflater gemaakt heeft. Een dergelijke administratie is echter niet overgelegd zodat ervan uitgegaan moet worden dat ook die € 8.000,00 een gift betreft.
4.12.
Van gebruikelijke, niet bovenmatige giften is zoals hiervoor geoordeeld geen sprake. De giften moeten daarom opgeteld worden bij de waarde van de goederen van de nalatenschap van erflater. Dat doet de rechtbank echter niet voor het volledige bedrag, maar voor het naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag van € 20.000,00. Met het vaststellen van de giften op dit bedrag wordt rekening gehouden met het feit dat een deel van wat erflater in de loop van de jaren aan [gedaagde] (en zijn zoon) heeft geschonken, wel als gebruikelijke, niet bovenmatige gift gezien kan worden. Aldus wordt ook rekening gehouden met de giften van erflater aan [eiseres] .
4.13.
De activa van de nalatenschap bedragen gelet op het voorgaande dus (€ 2.900,91 + € 20.000,00 =) € 22.900,91.
schulden
4.14.
[gedaagde] verdeelt de schulden in zijn boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater in A, B en C-schulden. Wat de A-schulden betreft heeft [gedaagde] de juistheid daarvan voldoende aangetoond, zij het dat de moederlijke erfdelen zoals hiervoor onder 4.5 en 4.6 besproken hoger zijn dan waarvan [gedaagde] uitgaat. Het totaal aan A-schulden bedraagt daarom € 22.090,16.
4.15.
[gedaagde] gaat uit van € 2.756,63 aan B-schulden. De rechtbank ziet echter de kosten voor het uitstrooien van de as in Italië (€ 1.692,76) niet als kosten van de nalatenschap van erflater. Dit kan een wens van erflater zijn geweest, maar de financiële omstandigheden waren er niet naar om de kosten van de reis naar en het verblijf van [gedaagde] en zijn gezelschap in Italië ten laste van de nalatenschap te brengen. De rechtbank ziet evenmin in wat de kosten van een diner van € 235,00 met de nalatenschap te maken hebben. De B-schulden komen dus uit op een bedrag van € 828,87.
4.16.
De A-schulden en de B-schulden bedragen bij elkaar € 22.919,03. De activa van de nalatenschap bedragen zoals overwogen onder 4.13. € 22.900,91. De schulden van de nalatenschap zijn dus in ieder geval hoger dan de activa van de nalatenschap. Of de C-schulden al dan niet terecht als schulden van de nalatenschap aangemerkt moeten worden hoeft daarom niet besproken te worden.
4.17.
Er is sprake van een negatieve nalatenschap van erflater. Over een negatieve nalatenschap valt geen legitieme portie te berekenen. De legitieme portie van [eiseres] in de nalatenschap van erflater is daarom nihil.
conclusie
4.18.
[gedaagde] heeft de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard. Hij is daarom persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van die nalatenschap. Er is, buiten de ook onder 4.2 gestelde vraag of [gedaagde] aan zichzelf zijn moederlijk erfdeel uitbetaald heeft, nog één schuldeiser van de nalatenschap van erflater en dat is [eiseres] voor een bedrag van € 5.904,00, zijnde haar moederlijk erfdeel. [gedaagde] wordt ertoe veroordeeld dit bedrag aan [eiseres] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag dat de dagvaarding is uitgebracht tot aan de dag van de algehele betaling.
kosten van de procedure
4.19.
[eiseres] en [gedaagde] zijn broer en zus van elkaar. Het uitgangspunt is dat kosten van procedures tussen bloedverwanten in beginsel voor eigen rekening blijven. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken.
uitvoerbaar bij voorraad
4.20.
Dit vonnis wordt zoals [eiseres] vordert uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan de veroordeling moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.
5. De beslissing
De rechtbank
- verklaart voor recht dat [gedaagde] de nalatenschap van erflater zuiver heeft aanvaard;
- stelt het erfdeel van [eiseres] in de nalatenschap van erflaatster vast op een bedrag van € 5.904,00;
- stelt de legitieme portie van [eiseres] in de nalatenschap van erflater vast op nihil;
- veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] haar erfdeel in de nalatenschap van erflaatster te betalen, zijnde een bedrag van € 5.904,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf de dag dat de dagvaarding is uitgebracht tot aan de dag van de algehele betaling;
- bepaalt dat [eiseres] en [gedaagde] ieder de eigen kosten van deze procedure dragen;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2020. [1]
414

Voetnoten

1.type: