ECLI:NL:RBROT:2020:4282

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
8444746 VV EXPL 20-133
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gedogen van werkzaamheden aan gehuurde woning en ontruiming in kort geding

In deze zaak heeft de stichting Havensteder, eiseres, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet is verschenen. De vordering betreft het gedogen van werkzaamheden aan de gehuurde woning van de gedaagde, gelegen in Rotterdam, en de mogelijkheid tot tijdelijke ontruiming indien de gedaagde niet meewerkt. De procedure is gestart met een dagvaarding op 4 mei 2020, en de mondelinge behandeling vond plaats op 12 mei 2020 via een beeld- en geluidverbinding, in het kader van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. De kantonrechter heeft op 13 mei 2020 uitspraak gedaan.

Havensteder heeft gesteld dat zij op grond van artikel 7:220 BW gerechtigd is om de aangekondigde werkzaamheden aan het gehuurde uit te voeren, en dat de gedaagde gehouden is deze werkzaamheden te gedogen. De werkzaamheden zijn bedoeld om de woning comfortabeler en duurzamer te maken. Havensteder heeft diverse pogingen ondernomen om in contact te komen met de gedaagde, maar zonder succes. De gedaagde heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen op de zitting.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Havensteder een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen, gezien de voorgenomen startdatum van de werkzaamheden op 15 mei 2020. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de werkzaamheden te gedogen en, indien nodig, het gehuurde tijdelijk te ontruimen. Tevens is de termijn voor het bevel tot ontruiming verkort van drie dagen naar 24 uur, zodat de werkzaamheden tijdig kunnen beginnen. De gedaagde is als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8444746 VV EXPL 20-133
uitspraak: 13 mei 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Boellaard-Roeters van Lennep,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna “Havensteder” en “ [gedaagde] ” genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
 de dagvaarding van 4 mei 2020, met producties.
De mondelinge behandeling heeft op 12 mei 2020 overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via beeld- en geluidverbinding plaatsgevonden.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1.
[gedaagde] huurt de woning aan de [adres] in Rotterdam van Havensteder.
2.2.
Bij brief van 25 juni 2019 heeft Havensteder – voor zover relevant – het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Na de zomervakantie starten we met de werkzaamheden in uw woning en het gebouw. We maken uw woning comfortabeler en duurzamer.
Samen met huurderverenging[sic]
Delftse Poort en Willems Vastgoedonderhoud gaven we de werkzaamheden vorm. We vertellen u er graag over tijdens de informatiebijeenkomst.
Hoe laat en waar?
We zien u graag op dinsdag 9 juli 2019 […]”
2.3.
Havensteder heeft in juli 2019 een zogeheten bewonersmap bij [gedaagde] in de brievenbus gedaan met informatie over de voorgenomen werkzaamheden en op 22 juli 2019 een nieuwsbrief met antwoorden op veel gestelde vragen over de werkzaamheden.
2.4.
Op 30 juli 2019 is namens Havensteder gebeld naar [gedaagde] en er is twee keer bij [gedaagde] aangebeld.
2.5.
Bij brief van 7 augustus 2019 heeft Havensteder aan [gedaagde] geschreven dat inmiddels 70% van de bewoners van het complex waarin de woning van [gedaagde] is gelegen, akkoord is gegaan met de voorgenomen werkzaamheden.
2.6.
In november 2019 heeft er nog een bewonersbijeenkomst plaatsgevonden waarvoor [gedaagde] is uitgenodigd.
2.7.
Bij brief van 7 februari 2020 heeft Havensteder – voor zover relevant – het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“De werkzaamheden aan uw woning beginnen op vrijdag 15 mei 2020. Voordat wij kunnen starten in de woning hebben wij de exacte maten van de voordeur en de balkondeur nodig. Woensdag 5 februari 2020 zijn wij langs geweest voor het inmeten. Helaas troffen wij u niet thuis. Dinsdag 11 februari 2020 komen wij weer langs om de maten op te meten. Wij verzoeken u vriendelijk om zelf aanwezig te zijn, of iemand anders te vragen in uw huis te zijn, zodat wij de maten kunnen opnemen.
De vervolgstappen
Als wij niet kunnen starten met de werkzaamheden dan zijn wij genoodzaakt een juridische procedure te starten.[…]”
2.8.
[gedaagde] heeft op 11 februari 2020 niet opengedaan voor Havensteder, althans het door Havensteder ingeschakelde bedrijf.
2.9.
Havensteder is voornemens op 15 mei 2020 te beginnen met de werkzaamheden in het gehuurde.

3..Het geschil

3.1.
Havensteder heeft gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen om te gedogen dat Havensteder, dan wel een door Havensteder in te schakelen derde, vanaf 15 mei 2020 de onder alineanummer 6 van de dagvaarding genoemde werkzaamheden aan het gehuurde gelegen aan de [adres] in (3011 AJ) Rotterdam uitvoert en [gedaagde] ertoe te veroordelen zijn medewerking daaraan te verlenen;
2. indien en voor zover [gedaagde] weigert om de uitvoering van de genoemde werkzaamheden te gedogen en daaraan zijn medewerking te verlenen, [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde gelegen aan de [adres] in (3011 AJ) Rotterdam vanaf 15 mei 2020, dan wel vanaf een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, tijdelijk en/of gedeeltelijk te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder, dan wel een door Havensteder in te schakelen derde, te stellen voor de duur van de uitvoering van de onder alineanummer 6 van de dagvaarding genoemde werkzaamheden;
3. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Havensteder heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij op grond van artikel 7:220 lid 1 BW (ten aanzien van de dringende werkzaamheden) en op grond van artikel 7:220 lid 2 BW (ten aanzien van de renovatiewerkzaamheden) gerechtigd is de aangekondigde werkzaamheden aan het gehuurde uit te voeren en dat [gedaagde] gehouden is deze werkzaamheden te gedogen. Aangezien Havensteder niet in contact kan komen met [gedaagde] en de aannemer op 18 mei 2020 met de werkzaamheden wil beginnen, stelt zij een spoedeisend belang te hebben bij haar vordering tot gedogen en de gevorderde tijdelijke en/of gedeeltelijke ontruiming van de woning. De uit te voeren werkzaamheden zijn:
  • aanbrengen mechanische ventilatie en aanverwante werkzaamheden;
  • plaatsen nieuwe klokthermostaat;
  • vervangen radiatorkranen;
  • hang- en sluitwerk en aanslagrubbers van de kunststofkozijnen vervangen;
  • houtrotherstel en schilderwerk aan de houten kozijnen;
  • vervangen slijtstrips voordeur;
  • vervangen voordeur.

4..De beoordeling

4.1.
De voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen. Tegen [gedaagde] wordt daarom verstek verleend.
4.2.
Aangezien de door Havensteder ingeschakelde aannemer de voorgenomen werkzaamheden vanaf 18 mei 2020 wil uitvoeren en het tot nu toe niet is gelukt om in contact te komen met [gedaagde] , heeft Havensteder een spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorziening, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering.
4.3.
Voorop gesteld wordt dat in geval van verstek een vordering wordt toegewezen, tenzij de rechter de vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.4.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of het nodig is nu een ordemaatregel te treffen, of aannemelijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en of het gerechtvaardigd is hierop vooruit te lopen door het treffen van een voorlopige voorziening.
4.5.
Indien gedurende de huurtijd dringende werkzaamheden aan het gehuurde moeten worden uitgevoerd, moet de huurder daartoe gelegenheid geven op grond van artikel 7:220 lid 1 BW. Dringende werkzaamheden zijn niet alleen reparaties, maar alle werkzaamheden die niet zonder nadeel kunnen worden uitgesteld. Ook moet de huurder op grond van artikel 7:220 lid 2 BW de verhuurder gelegenheid geven om over te gaan tot renovatie van het gehuurde als de verhuurder daartoe een redelijk voorstel doet. Aangezien Havensteder onweersproken heeft gesteld dat 70% van de huurders van het complex heeft ingestemd met de renovatieplannen en [gedaagde] geen beslissing van de kantonrechter heeft gevorderd over de redelijkheid van het voorstel van Havensteder, wordt dit voorstel vermoed een redelijk voorstel te zijn. [gedaagde] is dus gehouden om Havensteder in staat te stellen niet alleen de dringende werkzaamheden maar ook de renovatiewerkzaamheden uit te (laten) voeren.
4.6.
Havensteder heeft onweersproken gesteld dat voor de uitvoering van de werkzaamheden (gedeeltelijke en tijdelijke) ontruiming van de woning van [gedaagde] noodzakelijk is indien en voor zover [gedaagde] weigert zijn medewerking aan de werkzaamheden te verlenen. Omdat vast staat dat Havensteder, ondanks diverse pogingen, geen contact met [gedaagde] heeft kunnen krijgen, is het gerechtvaardigd [gedaagde] te verplichten de werkzaamheden te gedogen en zijn medewerking hieraan te verlenen. Voor het geval [gedaagde] geen medewerking verleent, zal hij worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde gedurende de werkzaamheden, voor zover ontruiming noodzakelijk is voor de uitvoering van deze werkzaamheden.
4.7.
Artikel 555 Rv bepaalt dat de gedwongen ontruiming van onroerende zaken moet worden voorafgegaan door een exploot van een deurwaarder, houdende bevel om binnen drie dagen aan de executoriale titel te voldoen. Dit vonnis wordt uitgesproken op 13 mei 2020. Havensteder heeft verzocht de beveltermijn te verkorten, omdat de hulpofficier van justitie, die doorgaans aanwezig is bij een ontruiming, niet beschikbaar is op (maandag)
18 mei 2020 maar wel op de werkdag hieraan voorafgaand, (vrijdag) 15 mei 2020. Havensteder heeft onderbouwd dat zij er groot belang bij heeft dat de werkzaamheden volgens de planning van de aannemer kunnen plaatsvinden, vanaf 18 mei 2020 en dat het hiervoor noodzakelijk is dat zij voorafgaand aan deze werkzaamheden, op 15 mei 2020, voorbereidende handelingen in de woning kan uitvoeren. Aangezien [gedaagde] al lange tijd op de hoogte is van de voorgenomen werkzaamheden en in ieder geval vanaf 7 februari 2020 op de hoogte is van de datum waarop deze werkzaamheden plaats zullen vinden, zal [gedaagde] worden veroordeeld de (voorbereiding van de) werkzaamheden vanaf 15 mei 2020 te gedogen en wordt aanleiding gezien de termijn van artikel 555 Rv te verkorten tot 24 uur.
4.8.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
recht doende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om te gedogen dat Havensteder, dan wel een door Havensteder in te schakelen derde, vanaf 15 mei 2020 de (voorbereiding van de) onder rechtsoverweging 3.2 opgenomen werkzaamheden aan het gehuurde gelegen aan de [adres] in (3011 AJ) Rotterdam uitvoert en veroordeelt [gedaagde] zijn medewerking daaraan te verlenen;
indien en voor zover [gedaagde] weigert om de uitvoering van de genoemde werkzaamheden te gedogen en daaraan zijn medewerking te verlenen:
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde gelegen aan de [adres] in (3011 AJ) Rotterdam voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden vanaf 15 mei 2020 tot en met 19 mei 2020 te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder, dan wel een door Havensteder in te schakelen derde;
verkort de in artikel 555 Rv genoemde termijn van drie dagen voor het doen van een bevel om aan de ontruiming te voldoen tot 24 uur;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 85,09 aan dagvaardingskosten, € 124,- aan griffierecht en € 480,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424