ECLI:NL:RBROT:2020:4277
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Voortzetting van crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 6 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die lijdt aan schizofrenie. De officier van justitie had op 4 mei 2020 verzocht om deze voortzetting, na een eerdere crisismaatregel die op 1 mei 2020 was opgelegd. De betrokkene was gestopt met haar medicatie, wat leidde tot een toenemende psychose. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, werd de betrokkene gehoord samen met haar advocaat. De officier was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank beoordeelde de situatie aan de hand van de criteria uit de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Er werd vastgesteld dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, veroorzaakt door haar psychische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De betrokkene had een geschiedenis van gedwongen opnames en vertoonde agressief gedrag, zowel tijdens het vervoer naar de kliniek als binnen de kliniek zelf.
De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur heeft van drie weken. De rechtbank bepaalde dat verschillende vormen van verplichte zorg noodzakelijk waren, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg, maar de rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter S.H. Poiesz en schriftelijk uitgewerkt op 12 mei 2020.