ECLI:NL:RBROT:2020:4257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
FT RK 20-190
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van Z TAXI B.V. onder bijzondere omstandigheden door de coronacrisis

Op 6 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de faillissementszaak van Z TAXI B.V. Het verzoek tot faillietverklaring was ingediend door een werknemer die vorderingen had op de vennootschap uit hoofde van een arbeidsovereenkomst. De werknemer stelde dat de vennootschap in betalingsproblemen verkeerde en dat er meerdere schulden onbetaald waren. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis (TARIC). Tijdens de zitting is de advocaat van de verzoeker, mr. drs. P.A. Visser, gehoord, evenals de (middellijk) bestuurder van de verweerster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster op 6 november 2019 is opgehouden te bestaan, maar dat er mogelijk nog baten aanwezig zijn, wat aanleiding gaf tot het faillissementsverzoek. De rechtbank overwoog dat er summierlijk bewijs was van de toestand van de verweerster en dat er voldoende aanwijzingen waren dat er nog baten aanwezig waren, onder andere door een vaststellingsovereenkomst die na het ontbindingsbesluit was aangegaan. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring toegewezen en benoemde mr. B.A. Cnossen tot rechter-commissaris en mr. B.J. Nauta tot curator. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 mei 2020.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 6 mei 2020
VONNIS op het op 26 maart 2020 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. drs. P.A. Visser,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Z TAXI B.V.,
gevestigd Groene Hilledijk 201 B 02,
3073 AD Rotterdam,
statutair gevestigd te Rotterdam,
verweerster.

1.De procedure

De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Corona-crisis (hierna: TARIC), verzoeker en verweerster schriftelijk geïnformeerd over de behandeling van onderhavig verzoekschrift ter zitting van 6 mei 2020 onder toezending van een formulier waarop verzoeker en verweerder hun standpunt naar voren konden brengen, met de mededeling dat dit formulier uiterlijk voor 14:00 uur op de dag voorafgaande aan de behandeling door de griffie dient te zijn ontvangen.
Op 30 april 2020 is van verzoeker en op 13 april 2020 is van verweerder het voornoemde formulier met bijlagen ontvangen ter griffie van deze rechtbank.
Ter zitting van 6 mei 2020 zijn, conform TARIC, telefonisch gehoord:
  • mr. drs. P.A. Visser, advocaat van verzoeker;
  • [(middellijk) bestuurder] , (middellijk) bestuurder van verweerster.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft in zijn inleidend verzoekschrift gesteld dat hij uit hoofde van een arbeidsovereenkomst het loon over januari 2020, het loon over februari 2020 en pro rato de vakantietoeslag vanaf 1 juni 2019 tot en met februari 2020 van verweerster te vorderen heeft. Partijen hebben ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst op respectievelijk 24 en 27 januari 2020 een vaststellingsovereenkomst getekend. Volgens verzoeker laat verweerster naast deze schuld, meerdere schulden onbetaald. Zij verkeert, aldus verzoeker, in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, zodat zij gerechtigd is de faillietverklaring van verweerster te verzoeken.
Voorts heeft verzoeker aangevoerd dat haar is gebleken dat verweerster ten tijde van het ontbindingsbesluit over baten beschikte, waardoor zij alsnog aanleiding ziet om het faillissement van verweerster aan te vragen. Ten tijde van het ontbindingsbesluit reden er nog tenminste een viertal taxi’s en was er een viertal personeelsleden. Voor zover verzoekster bekend rijden deze taxi’s nog steeds voor de (middellijk) bestuurder. Bovendien is de verzoekster na de uitschrijving bij de Kamer van Koophandel de vaststellingsovereenkomst aangegaan.
Ter zitting heeft mr. Visser de voorgestelde betalingsregeling afgewezen en heeft hij gepersisteerd bij het verzoek.

3.Het verweer

[(middellijk) bestuurder] heeft ter zitting erkend dat de vordering uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst niet is voldaan. [(middellijk) bestuurder] is van mening dat door toedoen van verzoeker de onderneming kapot is gemaakt en is daarom boos op verzoeker. Verzoeker zou per 1 januari 2020 de onderneming overnemen, alle klanten waren hiervan op de hoogte gesteld, maar verzoeker heeft hem 2 dagen voor de overnamedatum bericht van de overname af te zien. Omdat verweerster geen btw-nummer kreeg van de Belastingdienst heeft hij de vennootschap laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel. Vervolgens heeft [(middellijk) bestuurder] de naam van zijn andere vennootschap veranderd in Z Taxi B.V. zodat hij een btw-nummer heeft. Volgens [(middellijk) bestuurder] is een en ander terug te zien op de loonstroken. [(middellijk) bestuurder] heeft erkend dat er een nog een vordering van de Belastingdienst openstaat maar dat hij een betalingsregeling met de Belastingdienst heeft afgesproken. [(middellijk) bestuurder] heeft ter zitting een betalingsregeling aan verzoeker voorgesteld van € 400,-- per maand.

4.De beoordeling

Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het door verzoekster overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat op 6 november 2019 is geregistreerd dat verweerster is opgehouden te bestaan omdat er geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 23 oktober 2019.
Niet in geschil is dat verzoeker een vordering heeft op verweerster en verweerster heeft niet betwist dat er daarnaast meerdere schuldeisers zijn.
Op grond van artikel 2:19 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek houdt een rechtspersoon, indien hij op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft, op te bestaan. Indien een schuldeiser, stellende dat een rechtspersoon nog baten heeft, diens faillissement aanvraagt en vervolgens summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn, kan, indien aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan, het faillissement worden uitgesproken en moet de rechtspersoon geacht worden ter afwikkeling van het faillissement te zijn blijven bestaan (HR 27 januari 1995, NJ 1995, 579).
Het verzoek tot faillietverklaring kan dus alleen worden toegewezen als summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die de aanwezigheid van één of meer baten voldoende aannemelijk maken. Een dergelijke bate kan ook bestaan in een vordering op de (indirect) bestuurder van verweerster op de voet van artikel 2:248 BW. Degene die de faillietverklaring verzoekt, dient steeds aannemelijk te maken dat er nog een bate aanwezig is. Volgens vaste jurisprudentie geldt ten aanzien van dit laatste dat de rechter daarbij terughoudend dient te toetsen, hetgeen inhoudt dat aan dit aannemelijk maken geen hoge eisen mogen worden gesteld en dat de aanwezigheid van een bate snel mag worden aangenomen.
Vast is komen te staan dat verweerster na het ontbindingsbesluit nog een vaststellingsovereenkomst is aangegaan. Voorts heeft [(middellijk) bestuurder] ter zitting verklaard dat hij de naam van een andere vennootschap heeft gewijzigd in Z Taxi B.V. waaronder de taxi’s nog rijden. Daarnaast is er mogelijk een bate uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Het is aan de curator om hier onderzoek naar te doen.
Op grond van het voorgaande is summierlijk gebleken van het vorderingsrecht van verzoeker, alsmede dat er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die aantonen dat verweerster verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen alsmede van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog een bate is.
Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parleme t en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.

5.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart Z TAXI B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. B.A. Cnossen, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. B.J. Nauta, advocaat te Barendrecht;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van
A. Mergen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2020 te 16:00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.