ECLI:NL:RBROT:2020:4255
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan feitelijk leidinggevende wegens overtreding van de Wet op het financieel toezicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM). De eiser, die feitelijk leiding gaf aan een onderneming, kreeg een bestuurlijke boete van € 50.000,- opgelegd door de AFM wegens overtredingen van artikel 4:11 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De boete was het gevolg van het feit dat de onderneming in de periode van 1 oktober 2014 tot 25 mei 2016 geen adequaat beleid voerde dat een integere uitoefening van haar bedrijf waarborgde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op de hoogte was van de overtredingen, maar geen maatregelen heeft genomen om deze te beëindigen. De AFM heeft het bezwaar van de eiser tegen het boetebesluit ongegrond verklaard, waarna de eiser in beroep ging. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de AFM bevoegd was om de boete op te leggen en dat de hoogte van de boete in redelijkheid kon worden vastgesteld, gezien de ernst van de overtredingen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de publicatie van het boetebesluit geen aanleiding gaf voor matiging van de boete, en dat de beperkte draagkracht van de eiser niet voldoende was om de boete verder te verlagen. De uitspraak is gedaan in een niet-openbare zitting vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat mogelijk is.