ECLI:NL:RBROT:2020:4229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595267 / FA RK 20-2802
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizofrenie

Op 29 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene die lijdt aan schizofrenie. De beslissing volgde op een verzoek van de officier van justitie, ingediend op 21 april 2020, en was gebaseerd op een medische verklaring van psychiater M.J. van Bennekom en andere relevante documenten. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, werd de betrokkene gehoord, samen met haar advocaat en een psychiater van GGZ Delfland. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene ernstig nadeel ondervond door haar psychische stoornis, wat leidde tot de noodzaak van verplichte zorg. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren en dat de betrokkene niet bereid was om behandeling te accepteren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie, voeding en medische controles. De advocaat van de betrokkene betwistte de noodzaak van de zorgmachtiging, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie van de betrokkene, ondanks haar huidige stabiliteit, een gedwongen kader vereiste om ernstig nadeel te voorkomen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Siemons en schriftelijk uitgewerkt op 11 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595267 / FA RK 20-2802
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 29 april 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] , Suriname,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. M.D. van Velthoven te Bergambacht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 21 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door M.J. van Bennekom, psychiater, van 7 april 2020;
 het zorgplan van 9 april 2020 met bijlagen;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 april 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 R. Karemaker, psychiater, verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
De officier is niet telefonisch ter zitting gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar alsmede ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene is sinds 2012 bekend met forse paranoïde psychotische episoden met meerdere gedwongen opnames. Betrokkene vertoont een terugkerend gedragspatroon van zorgmijding en medicatieontrouw. Betrokkene tracht voortdurend te onderhandelen over het staken van haar medicatie en zij richt zich in gesprekken met name op de (negatieve) bijwerkingen van de medicatie. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht of -besef en is niet bereidwillig ten aanzien van de behandeling. Tijdens eerdere psychoses was er sprake van achterdocht en katatonie met verschijnselen van niet spreken en niet willen eten en drinken. Als gevolg hiervan leed betrokkene gewichtsverlies, dreigde zij uit te drogen en was haar kaliumgehalte te laag. Betrokkene moet de noodzakelijke medicatie blijven gebruiken om het risico op een nieuwe psychose te verminderen.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om ernstig nadeel af te wenden, en om de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de psychiater dat betrokkene de diagnosestelling sinds 2013 al ontkent. Betrokkene is het niet eens met de behandelingen en vraagt constant om haar medicatie te mogen staken. Bij geringe mate van vermindering van de medicatie treedt echter al ontregeling op. Betrokkene is bijna overleden aan katatonie.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van vocht;
 het toedienen van voeding;
 het toedienen van medicatie;
 het verrichten van medische controles;
 het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling niet gemotiveerd heeft verklaard dat deze nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
De advocaat stelt ter zitting dat betrokkene geen stoornissen heeft. Betrokkene had depressieve klachten, was down en zij ondervindt veel hinder van de bijwerkingen. Er is ook geen sprake van overgewicht of ondergewicht. De situatie van betrokkene is op dit moment goed en zij is bereid tot contact met de GGZ maar wenst daarbij haar medicatie af te bouwen. Volgens betrokkene bestaat er een mogelijkheid om te stoppen met anti-psychotica wanneer iemand twee jaar klachtenvrij is. Betrokkene ontkent dat er sprake is van ernstig nadeel en zij betwist de zorgen uitdrukkelijk. Namens betrokkene verzoekt de advocaat dan ook om afwijzing, danwel de duur van de zorgmachtiging te beperken tot twee tot drie maanden.
De rechtbank is van oordeel, op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting, dat er sprake is van een psychische stoornis. Daarbij bestaat de overtuiging dat de situatie van betrokkene op dit moment goed is, vanwege de medicatie. Het risico op een gevaarlijke situatie zonder medicatie inname is dermate groot dat een gedwongen kader noodzakelijk is. Niet te voorzien valt of er op termijn sprake zou kunnen zijn van een ontregeling wat een gedwongen opname rechtvaardigt. Om die reden wordt de verplichte vorm van zorg die ziet op een gedwongen opname afgewezen. Voor de overig verzochte vormen zijn er geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.4.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 29 oktober 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 29 april 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 11 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.