ECLI:NL:RBROT:2020:4228

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
C/10/594036 / FA RK 20-2187
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een zorginstelling op basis van de Wet zorg en dwang

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt in een zorginstelling, op basis van artikel 26 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, was opgenomen in een verpleeghuis na het wegvallen van de mantelzorg door haar man, die in het ziekenhuis was opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt als gevolg van haar aandoening leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar zijn.

De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de cliënt en haar advocaat, alsook zorgprofessionals van de Argos Zorggroep, zijn gehoord. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de criteria voor een rechterlijke machtiging zijn vervuld, maar heeft de machtiging voor een periode van vijf maanden verleend in plaats van de gevraagde vijf jaar, omdat de mogelijkheid van herstel van de thuissituatie nog niet was uitgesloten. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. A. Buizer en schriftelijk uitgewerkt door griffier H.J. de Wit.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594036 / FA RK 20-2187
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 10 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te ’ [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Stichting Argos Zorggroep, verpleeghuis Marnix te Vlaardingen
advocaat mr. A.W. Grijseels te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 30 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 13 februari 2020;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door A.J.B. Verkaaik, arts, van 11 maart 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 12 maart 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Argos Zorggroep van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 10 februari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 C. Chung, specialist ouderengeneeskunde, R. de Jong, basisarts, en A. Wielaert, zorgregisseur, allen verbonden aan Argos Zorggroep.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. In de situatie van cliënt is er verder de kans op een ernstig verstoorde ontwikkeling voor een ander, te weten haar man. Cliënt is op 5 februari opgenomen in de accommodatie in verband met het wegvallen van de mantelzorg die door haar man werd gegeven. Haar man moest opgenomen worden in het ziekenhuis. Cliënt heeft één op één begeleiding nodig. Zij kan geen structuur meer in haar dag aanbrengen. Cliënt moet erop gewezen worden dat ze zich moet wassen en aankleden en dat zij moet eten. Zij wijst medische handelingen af. Cliënt gaat ook cognitief achteruit. De cognitieve stoornissen zijn de laatste jaren toegenomen. De echtgenoot van cliënt revalideert op dit moment ook in de accommodatie, het is nog niet duidelijk of hij weer naar huis terug zal keren en onwaarschijnlijk dat hij weer voor zijn vrouw zal kunnen zorgen.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt vindt het op dit moment moeilijk om inhoudelijk op haar verblijf in de accommodatie in te gaan. Eerder heeft zij meerdere malen aangegeven naar huis te willen en niet in het verpleeghuis te willen verblijven.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Er werd een machtiging gevraagd voor vijf jaar, maar de rechtbank zal de machtiging verlenen voor de duur van vijf maanden, omdat nog niet vast staat dat de oude situatie – dat de man van cliënt voor haar zorgt in een thuissituatie – niet kan worden hersteld. Indien over vijf maanden om verlenging wordt gevraagd, zal dit punt duidelijk moeten vaststaan.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 september 2020.
Deze beschikking is op 10 april 2020 mondeling gegeven door mr. A. Buizer, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.