ECLI:NL:RBROT:2020:4227
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voortzetting crisismaatregel op grond van WvGGZ
Op 29 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beslissing genomen over een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier verzocht om de voortzetting van de op 24 april 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij verschillende bijlagen waren gevoegd, waaronder een medische verklaring van psychiater drs. M. van Gurp.
Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn de betrokkene en haar advocaat, mr. J.P. Vandervoodt, gehoord, evenals R. Kharagitsing, arts assistent van GGZ Delfland. De officier was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte. De rechtbank beoordeelde of aan de criteria voor een crisismachtiging was voldaan, zoals vastgelegd in de Wvggz. Dit houdt in dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel moet zijn en dat er een ernstig vermoeden moet bestaan van een psychische stoornis bij de betrokkene.
De rechtbank concludeerde dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling niet was komen vast te staan dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. De arts assistent had verklaard dat er mogelijk sprake was van verwardheid na drugsgebruik, maar dit rechtvaardigde geen opname. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beslissing is op 29 april 2020 mondeling gegeven door rechter A.C. Siemons en op 11 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt.