ECLI:NL:RBROT:2020:4224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
C/10/594034 / FA RK 20-2185
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van verblijf in verpleeghuis op verzoek van het CIZ

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een verpleeghuis, op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan Parkinson dementie, verblijft momenteel in verpleeghuis Aafje, Vijf Havens te Rotterdam. Het verzoekschrift van het CIZ is op 30 maart 2020 ingediend, met bijlagen waaronder een indicatiebesluit en verklaringen van zorgverleners. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 april 2020 zijn de cliënt, haar advocaat en zorgverleners gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de psychogeriatrische aandoening van de cliënt leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en gevaar voor de psychische gezondheid van anderen. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit ernstige nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. Ondanks het verzet van de cliënt tegen de voortzetting van het verblijf, heeft de rechtbank besloten om de machtiging voor een periode van twee jaar te verlenen, tot en met 10 april 2022. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A. Buizer en schriftelijk uitgewerkt op 20 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594034 / FA RK 20-2185
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 10 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Aafje, verpleeghuis Vijf Havens te Rotterdam,
advocaat mr. J.A. van Gemeren te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 30 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 30 oktober 2018;
 de aanvraag voor de rechterlijke machtiging van 10 maart 2020.
 de verklaring van J.P. Scholte, specialist ouderengeneeskunde, van 9 maart 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Aafje van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 27 februari 2020;
 het zorgplan van 24 januari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 M. Fahad, specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Aafje, verpleeghuis Vijf Havens;
 [naam] , neef van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Op 20 mei 2019 is door de rechtbank Rotterdam een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf verleend tot en met 22 mei 2020. Op grond van artikel 76 lid 2 van de Wzd wordt deze machtiging aangemerkt als een machtiging tot opname en verblijf. Op grond van artikel 39 lid 5 Wzd kan de rechter een eerstvolgende machtiging verlenen met een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaren.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten Parkinson dementie.
2.4.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Voorst is het ernstig nadeel gelegen in het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander. Cliënt is gediagnosticeerd met Parkinson dementie. In de thuissituatie kon cliënt niet meer staan en lopen vanwege de Parkinson. Onder toezicht van de verzorgers kan cliënt met haar rollator voorzichtig kleine stukjes lopen. Het is gevaarlijk als ze dat zelfstandig doet. Cliënt heeft hulp nodig bij alle algemene dagelijkse levensbehoeften. Zij heeft 24-uurs zorg nodig. Het verblijf in de verpleeginrichting is daarom noodzakelijk.
2.5.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wensen.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen voortzetting van het verblijf. Cliënt verklaart te zitting dat zij naar huis wil en dat ze voor zichzelf kan zorgen.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting en verblijf. De machtiging zal, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, worden verleend voor twee jaar. Het is de hoop dat cliënt tegen die tijd zich niet meer verzet. Als dat wel zo is, is het goed dat een rechter weer oordeelt.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 april 2022.
Deze beschikking is op 10 april 2020 mondeling gegeven door mr. A. Buizer, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.