In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], die onder toezicht stonden van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat mr. drs. R.H.P. Feiner, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de kinderen uit huis te plaatsen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij betrokkenen telefonisch zijn gehoord in verband met de COVID-19 maatregelen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen door de moeder wordt uitgeoefend en dat de kinderen bij haar wonen. Eerder, op 14 augustus 2019, zijn de kinderen onder toezicht gesteld. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er zorgen zijn over de zorg voor de kinderen en het contact met de moeder moeizaam verloopt. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat, hoewel er zorgen zijn, deze op dit moment onvoldoende grond bieden voor een uithuisplaatsing. De moeder moet meewerken aan de hulpverlening en afspraken nakomen om de situatie te verbeteren.
De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing aangehouden, zodat de moeder de gelegenheid krijgt om aan te tonen dat de zorgen niet meer aanwezig zijn. De GI is verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum een rapportage in te dienen over de huidige stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.