In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de persoonlijke problematiek van de moeder. De moeder, die met [voornaam minderjarige] in het Babyhuis verblijft, heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling en is open voor begeleiding. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld vanwege de coronamaatregelen, waarbij de betrokkenen zijn gehoord in een conference call. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende in staat is om zelfstandig te voldoen aan de ontwikkelingsbehoeften van [voornaam minderjarige] en dat er begeleiding nodig is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden opgelegd en het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, aangezien dit verzoek door de Raad was ingetrokken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.