In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 30 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, handelend onder de naam [handelsnaam 1], en gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam 2]. Eiseres vorderde betaling van een totaalbedrag van € 2.702,87, bestaande uit hoofdsom, handelsrente en buitengerechtelijke kosten, wegens onbetaalde facturen die voortvloeien uit verschillende koopovereenkomsten. De procedure begon met een dagvaarding op 6 december 2019, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 3 februari 2020.
Eiseres heeft haar vordering gespecificeerd met verschillende factuurnummers en bedragen, terwijl gedaagde een deel van de vordering heeft betwist. Gedaagde erkende betaling verschuldigd te zijn voor enkele facturen, maar voerde aan dat andere facturen niet door hem waren ontvangen of getekend. Daarnaast stelde gedaagde dat hij contante betalingen had verricht aan eiseres en dat hij zich beroept op verrekening van deze bedragen met onbetaalde leveringen aan eiseres.
De kantonrechter heeft de vordering van eiseres in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van een betwiste factuur. De rechter oordeelde dat gedaagde in beginsel nog een bedrag van € 2.086,23 verschuldigd was, maar dat hij een bedrag van € 450,- had betaald, waarvan € 50,- door eiseres was erkend. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.