ECLI:NL:RBROT:2020:4164
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorlopige voorziening in arbeidszaak met betrekking tot ontslag op staande voet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verzoeker, [verzoeker], heeft verzocht om betaling van zijn loon vanaf 23 oktober 2019, na een ontslag op staande voet dat hij als onterecht beschouwt. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij financieel in problemen verkeert door het ontbreken van loon en dat er grote onzekerheid bestaat over de duur van de procedure, mede door de coronamaatregelen die getuigenverhoren hebben vertraagd.
De verweerster, Seacontractors Fleet B.V., heeft het verzoek afgewezen en betoogd dat er onvoldoende aannemelijkheid is dat de loonvordering in de hoofdzaak zal worden toegewezen. Seacontractors heeft schriftelijke verklaringen van collega's overgelegd die het ontslag op staande voet ondersteunen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, maar dat de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag liggen niet voldoende aannemelijk zijn om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er een fors restitutierisico bestaat en dat er geen nieuwe relevante feiten zijn aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.