ECLI:NL:RBROT:2020:4149

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
10/661038-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stelselmatig seksueel misbruik van een minderjarige door een familielid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatig seksueel misbruik van zijn nichtje. Het misbruik begon toen het slachtoffer 12 jaar oud was en heeft zich over een periode van meer dan 11 jaar uitgestrekt, tot het slachtoffer 23 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de herinneringen van de aangeefster spontaan zijn hervonden in een therapeutische context, zoals door de verdediging werd betoogd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als geloofwaardig en consistent beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden en een maatregel tot beperking van de vrijheid voor 5 jaar, met een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 21.985,15 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661038-19
Datum uitspraak: 5 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [land verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. M.D. Winter, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2020 en 5 maart 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1 en 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod ten aanzien van de aangeefster en een locatieverbod rondom haar woning.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het
Wetboek van Strafvordering (Sv) en dat dit vormverzuim niet-ontvankelijkheid van het
Openbaar Ministerie tot gevolg moet hebben. Er is sprake van ten tijde van therapie
hervonden herinneringen van de aangeefster. Het gebruik van verklaringen die de vrucht
zijn van dergelijke hervonden herinneringen zijn voor het bewijs omstreden en moeten
daarom zeer zorgvuldig worden beoordeeld bij het verdere onderzoek. Dat is verzuimd.
Daarnaast gelden bij aangiftes van deze aard bijzondere protocollen voor het verdere
onderzoek en de te nemen vervolgingsbeslissing die niet zijn nageleefd.
4.2.
Beoordeling
Het verweer van de verdediging berust op de onjuiste aanname dat de
misbruikherinneringen van de aangeefster spontaan en binnen een therapeutische context
zijn hervonden, waarna de aangeefster tot disclosure en later aangifte is overgegaan. Het
dossier bevat daar geen aanwijzingen voor en de aangeefster verklaart zelf expliciet dat er
geen moment is geweest in haar leven dat zij het door haar gestelde misbruik volledig is
vergeten. Haar stellingen komen er in de kern op neer dat zij niet de herinneringen, maar
haar gevoelens daarbij heeft onderdrukt. Dat is iets wezenlijk anders. Het verweer wordt
daarom verworpen.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende consistent zijn
en gebaseerd zijn op hervonden herinneringen. Dit maakt dat de verklaringen van de
aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn om in beslissende mate te kunnen bijdragen aan
een bewezenverklaring. Daarnaast ontbreekt steunbewijs. De verdachte verdenkt de
aangeefster ervan dat zij samen met zijn ex-vrouw, [naam ex-vrouw verdachte] , het misbruik heeft verzonnen
zodat die laatste de volledige voogdij over hun kinderen zou kunnen krijgen.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om de verdenking van ernstige zedendelicten,
waarbij - nu de verdachte volhardt in zijn ontkenning en de aangeefster volhardt in haar
beschuldigingen - uiterste zorgvuldigheid dient te worden betracht bij het beoordelen van de
uit het dossier naar voren komende feiten en omstandigheden.
Gelet op het hetgeen hiervoor uiteen is gezet, is niet aannemelijk geworden dat de herinneringen van de aangeefster over het misbruik zouden zijn hervonden onder invloed van therapie. Ook in de rest van het dossier ziet de rechtbank geen aanwijzingen dat de herinneringen van de aangeefster niet verwijzen naar authentieke gebeurtenissen en dat het hier zou gaan om pseudoherinneringen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de wettige bewijsmiddelen is bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank komt tot die conclusie omdat zij de aangifte en de verklaringen die de
aangeefster naar aanleiding daarvan heeft afgelegd, geloofwaardig vindt en deze aangifte en
verklaringen ook steun vinden in andere bewijsmiddelen. Daartoe is het volgende
redengevend.
In de eerste plaats heeft de aangeefster zowel bij de politie, als bij de rechter-commissaris
uitvoerig en gedetailleerd de gebeurtenissen beschreven waaruit het misbruik heeft bestaan.
Daarbij heeft zij context aan haar verhaal gegeven door te vertellen over het contact binnen
de familie en de frequentie van dat contact. Ook heeft zij de verschillende locaties van het
misbruik beschreven, bij welke gelegenheden die locaties werden bezocht en welke
personen daarbij nog meer aanwezig waren. In de verklaring van de aangeefster zijn er vele
momenten geweest waarop zij alleen is geweest met de verdachte. Voorts heeft zij verklaard
over het opvliegende en (verbaal en fysiek) agressieve gedrag van de verdachte jegens haar
en de toenmalige echtgenote van de verdachte. De aangeefster deed haar verhaal eerst
tijdens een zogenoemd 'informatief gesprek zeden', op een later moment bij de aangifte en
weer later tijdens een (naar blijkt uit het proces-verbaal) uitvoerig verhoor bij de rechter-commissaris.
De rechtbank stelt vast deze verklaringen op vele punten, maar vooral in hun
hoofdlijn, consistent zijn en een beeld geven van systematisch en langdurig misbruik
waarbij de verdachte keer op keer aandrong en de aangeefster afwisselend in fases van
tegenzin en afkeer als zwakkere partij steeds meer zwichtte voor de initiatieven en
handelingen van de verdachte, haar oudere neef, en zelfs ging geloven dat het misbruik goed
was en dat zij het zelf ook leuk vond. Bijzonder aan de verklaringen van de aangeefster is
dat zij met een mate van terughoudendheid over het misbruik heeft gesproken en daarbij niet
alleen negatief over de verdachte heeft verklaard. Zo heeft zij ook verteld dat zij positieve
herinneringen heeft aan de leuke (niet-seksuele) activiteiten die de verdachte met haar
ondernam. Dit maakt haar verklaring genuanceerd, wat bijdraagt aan het beeld dat sprake is
van een betrouwbare verklaring omdat zij er niet op uit lijkt de verdachte ongunstiger te
beschrijven dan· hij werkelijk was. De simpele stelling van de verdachte dat hij zo vaak aan
het werk was dat er nauwelijks ruimte was voor contact met de familie, laat staan met voor
één-op-één contact met de aangeefster, is tegenover de uitvoerige beschrijving van de
aangeefster niet geloofwaardig. De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster innerlijk
consistent.
In de tweede plaats wordt de verklaring van de aangeefster op voor de verdachte belastende
onderdelen bevestigd door andere getuigen en/of door (andere) informatie uit het dossier.
Een eerste bevestiging betreft het deel van de verklaring van de aangeefster dat zij veel bij
de verdachte en zijn toenmalige echtgenote, [naam ex-vrouw verdachte] , over de vloer kwam, onder meer om
op hun kinderen te passen, en dat het misbruik daar vaak plaatsvond als de echtgenote van
de verdachte onder de douche stond of lag te slapen. Zij heeft ook beschreven dat de
verdachte (verbaal en fysiek) agressief kon zijn naar zijn echtgenote. Van zijn kant heeft de
verdachte ontkend dat hij thuis was op de momenten dat de aangeefster bij hem thuis was
omdat hij - zoals hiervoor vermeld - altijd aan het werk was. De aangeefster zou vooral
voor zijn echtgenote langs zijn gekomen. De verdachte heeft ook ontkend dat hij agressief
was naar zijn toenmalige echtgenote. De verdenking zou volgens de verdachte valse
beschuldigingen betreffen. De verklaring van de getuige [naam ex-vrouw verdachte] ondersteunt echter de
verklaring van aangeefster. Deze getuige heeft immers verklaard dat de aangeefster
inderdaad kind aan huis was bij haar en de verdachte, dat haar opviel dat de verdachte de
aangeefster vaak vroeg om hem te helpen en dat zij dat dan altijd deed.
Daarin heeft [naam ex-vrouw verdachte] aanleiding gezien om de verdachte te vragen waarom de aangeefster
hem zo vaak hielp, waarop de verdachte tegen haar heeft gezegd dat de aangeefster
gevoelens voor hem had en dat zij verliefd was op de verdachte. [naam ex-vrouw verdachte] heeft toen gezegd
dat hij daar mee uit moest kijken. [naam ex-vrouw verdachte] heeft ook het deel van de verklaring van de
aangeefster bevestigd dat de verdachte verbaal en fysiek agressief was naar [naam ex-vrouw verdachte] .
Een tweede bevestiging is dat de aangeefster heeft verklaard op jonge leeftijd en vrij kort
achter elkaar twee abortussen te hebben moeten ondergaan, omdat zij zwanger was geraakt
van de verdachte als gevolg van het seksueel misbruik. De verdachte zou daarbij het
initiatief tot het organiseren van het bezoek aan de kliniek(en) hebben genomen.
In het dossier is bewijs voorhanden dat de aangeefster inderdaad twee abortussen heeft
ondergaan. Hoewel er verwarring bestaat over de data waarop de abortussen zijn uitgevoerd
en deze op zichzelf beschouwd niet doorslaggevend zijn voor de bewijsvraag, biedt dit wel
ondersteuning aan de verklaring van de aangeefster. Er zijn in het dossier geen aanwijzingen
dat de aangeefster op die jonge leeftijd seksuele omgang had met iemand anders dan de
verdachte.
Een derde bevestiging betreft de verklaring van de aangeefster dat zij op enig moment
chlamydia heeft opgelopen van de verdachte en dat ook zijn toenmalige echtgenote,
[naam ex-vrouw verdachte] , chlamydia van de verdachte had gekregen. Voorts bleek hun dochter bij de
geboorte een chlamydia-infectie te hebben gehad. Deze besmettingen zijn op grond van het
overige dossier aannemelijk en vormen steun voor de verklaring van de aangeefster.
Tot slot heeft de aangeefster nog verklaard dat de verdachte later nog altijd contact zocht
met haar, toen de verdachte een relatie had met getuige [naam getuige] . De verdachte heeft dit
ontkend. Evenwel heeft de getuige [naam getuige] bevestigd dat de verdachte en de aangeefster
app-contact met elkaar hadden. Wat opvalt is dat ook [naam getuige] , hoewel zij over het
algemeen positief heeft verklaard over de verdachte, aangeeft dat de verdachte verbaal en
fysiek agressief is (geweest) naar haar toe. Daarvan heeft zij aangifte gedaan en de
verdachte is toen ook veroordeeld voor huiselijk geweld. De verdachte blijft ook hier echter
volhouden dat het om een valse beschuldiging gaat. De verklaringen van de ex-vrouwen van
de verdachte ondersteunen elkaar erin dat hij agressief kon zijn in zijn relaties met vrouwen.
Daarmee winnen ze naar het oordeel van de rechtbank tevens aan betrouwbaarheid op de
punten waarin ze - onafhankelijk van elkaar - de verklaringen van de aangeefster
ondersteunen.
Tegenover al deze omstandigheden zijn de ontkennende verklaringen van de verdachte niet
overtuigend. Een aannemelijke reden voor de aangeefster om de verdachte, haar neef,
onterecht te belasten is niet naar voren gekomen.
De verdachte heeft stellig naar voren gebracht dat de aangeefster en [naam ex-vrouw verdachte] onder één
hoedje spelen om de verdachte zwart te maken en ervoor te zorgen dat [naam ex-vrouw verdachte] de
volledige voogdij over hun dochter krijgt. Voor dit gestelde ('alternatieve') scenario van de
verdachte ziet de rechtbank in het dossier echter geen aanwijzingen. De verklaringen van de
aangeefster en getuige [naam ex-vrouw verdachte] ondersteunen elkaar, maar zijn niet identiek en lijken niet
op elkaar afgestemd. Daardoor maken zij de indruk onafhankelijk van elkaar en naar
waarheid te zijn afgelegd. Daarbij heeft [naam ex-vrouw verdachte] verklaard dat zij voor het moment dat de
aangeefster haar belde om over het misbruik te vertellen, al jaren geen contact meer met
haar had.
Ook het feit dat de aangeefster in de echtscheidingsprocedure van de verdachte en [naam ex-vrouw verdachte]
een verklaring heeft afgelegd in het nadeel van [naam ex-vrouw verdachte] , waar [naam ex-vrouw verdachte] boos over was,
past niet bij het alternatieve scenario van de verdachte. Dit verweer wordt daarom
verworpen.
5.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de aangeefster vanaf haar 12de levensjaar tot en met haar 23ste levensjaar seksueel heeft misbruikt.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 01 januari 2002 tot en met 25 september 2006 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, telkens met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn verdachtes vingers en penis in de vagina van die [naam slachtoffer] ;
2.
hij in de periode van 26 september 2006 tot en met 31 december 2012 te Rotterdam en Capelle aan den IJssel , althans in Nederland,
meermalen, telkens door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn verdachtes penis in de mond en vagina van die [naam slachtoffer] , welk geweld en/of de andere feitelijkhe(i)d(en) hebben bestaan uit het
-met een boze blik naar die [naam slachtoffer] kijken, en/of
-op die [naam slachtoffer] gaan liggen en met zijn, verdachtes penis penetreren in de mond en vagina , en/of
-(dwingend) tegen die [naam slachtoffer] zeggen: "dit moet geheim blijven" en "ik doe ook dingen voor jou die ik niet leuk vind".
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

De bewezen verklaarde feiten leveren op:
t.a.v. feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 2:
verkrachting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stelselmatig seksueel misbruik van zijn
nichtje, die ten tijde van de aanvang van het misbruik 12jaar oud was. Het misbruik heeft
zich vervolgens over een periode van ruim 11 jaar uitgestrekt totdat het slachtoffer 23 jaar
oud was en een relatie kreeg.
Het misbruik bestond mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het
slachtoffer, zonder dat de verdachte voorbehoedsmiddelen gebruikte. De verdachte is zelfs
met het misbruik doorgegaan nadat het slachtoffer zwanger van hem bleek te zijn waardoor
het slachtoffer tot twee keer toe een abortus heeft moeten ondergaan. Ook heeft hij het
slachtoffer besmet met de seksueel overdraagbare aandoening chlamydia.
De verdachte heeft niet geluisterd naar het verzet dat aangeefster heeft geboden tegen het
misbruik. De verdachte heeft het slachtoffer dermate beïnvloed en emotioneel
gemanipuleerd dat zij op enig moment zelf is gaan geloven dat zij de seks met de verdachte
fijn vond en dat zij steeds weer in ging op zijn "verzoek". Met zijn handelen heeft hij het
slachtoffer zo ver gekregen dat zij het misbruik als "normaal" beschouwde en loyaal aan
hem is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van ernstige zedendelicten, waardoor de
samenleving in het algemeen en de direct betrokkenen ernstig zijn geschokt en die bij het
slachtoffer diepe sporen hebben achtergelaten.
De verdachte heeft gedurende lange tijd en frequent de lichamelijke integriteit van het
slachtoffer op ernstige wijze geschonden en heeft een normale en gezonde seksuele
ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene
bekendheid dat dit langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke
gezondheid van de slachtoffers, hetgeen ook blijkt uit de slachtofferverklaring die op de
zitting namens het slachtoffer is voorgelezen. De verdachte heeft bij dit alles kennelijk
nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 juni 2019. De reclassering kan met de beschikbare informatie niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn.
Blijkens rapporten van 5 november 2019 en 21 oktober 2019 heeft de verdachte niet meegewerkt aan psychiatrisch en psychologisch onderzoek waardoor geen adviezen konden worden gegeven of een uitspraak kon worden gedaan over eventuele psychi(atri)sche problematiek ten tijde van het ten laste gelegde.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank weegt in strafmatigend opzicht mee dat hij als gevolg van deze strafzaak zijn woning en baan is kwijt geraakt.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot
beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaren opgelegd, inhoudende een
contactverbod met de aangeefster. Het gevorderde gebiedsverbod voor de nabijheid van de
woning van aangeefster kan niet worden opgelegd aangezien het woonadres van de
aangeefster niet bekend is. De enkele aanduiding van een ( onbekend) woonadres van een
bepaald persoon geeft geen voldoende precieze omschrijving van het gebied waarin de
verdachte zich niet mag ophouden en daarbij komt dat de wettelijke regeling de rechter niet
de mogelijkheid biedt om die aanduiding nadien te wijzigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf en maatregel
passend en geboden. De rechtbank zal de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren. De
verdachte heeft er in het verleden blijk van gegeven aanhoudend contact te zoeken met het
slachtoffer. Gelet op de aard, duur en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, moet er
ernstig rekening mee worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal
begaan dat gevaar veroorzaakt voor de lichamelijk integriteit van een persoon.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.985,15 aan materiële schade en een vergoeding van € 20.000,= aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij ter onderbouwing van haar vordering tot immateriële schadevergoeding verwijst naar een uitspraak die niet vergelijkbaar is met onderhavige situatie. Voor het overige is de vordering door de verdediging niet inhoudelijk betwist.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam met onderliggende stukken en vergelijkbare jurisprudentie is onderbouwd, zal de gehele vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente. De wettelijke rente over het bedrag aan immateriële schadevergoeding loopt vanaf 31 december 2012 en de wettelijke rente over het bedrag aan materiële schadevergoeding loopt vanaf 3 februari 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 21.985,15, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden
van direct of indirect contact met [naam slachtoffer] , gedurende vijf jaar na heden;
bepaalt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 21.985,15 (zegge: eenentwintigduizend negenhonderdvijfentachtig euro en vijftien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 20.000,= vanaf 31 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en de wettelijke rente over een bedrag van € 1.985,15 vanaf 3 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 21.985,15(hoofdsom
zegge: eenentwintigduizend negenhonderdvijfentachtig euro en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 20.000,= vanaf 31 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening en over een bedrag van € 1.985,15 vanaf 3 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door 144 dagen gijzeling.De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. M. Smit en J.S. van den Berg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 25 september 2006 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn verdachtes vinger(s) en/of penis in de vagina van die [naam slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2006 tot en met 09 mei 2014
te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Leiden, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn verdachtes penis in de mond en/of vagina en/of anus van die [naam slachtoffer] , het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
-met een boze blik naar die [naam slachtoffer] kijken, en/of
-op die [naam slachtoffer] gaan liggen en/of met zijn, verdachtes penis penetreren in de mond en/of vagina en/of anus van die [naam slachtoffer] , en/of
-(dwingend) tegen die [naam slachtoffer] zeggen: "dit moet geheim blijven" en/of "ik doe ook dingen voor jou die ik niet leuk vind".