5.1.2.Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om de verdenking van ernstige zedendelicten,
waarbij - nu de verdachte volhardt in zijn ontkenning en de aangeefster volhardt in haar
beschuldigingen - uiterste zorgvuldigheid dient te worden betracht bij het beoordelen van de
uit het dossier naar voren komende feiten en omstandigheden.
Gelet op het hetgeen hiervoor uiteen is gezet, is niet aannemelijk geworden dat de herinneringen van de aangeefster over het misbruik zouden zijn hervonden onder invloed van therapie. Ook in de rest van het dossier ziet de rechtbank geen aanwijzingen dat de herinneringen van de aangeefster niet verwijzen naar authentieke gebeurtenissen en dat het hier zou gaan om pseudoherinneringen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de wettige bewijsmiddelen is bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank komt tot die conclusie omdat zij de aangifte en de verklaringen die de
aangeefster naar aanleiding daarvan heeft afgelegd, geloofwaardig vindt en deze aangifte en
verklaringen ook steun vinden in andere bewijsmiddelen. Daartoe is het volgende
redengevend.
In de eerste plaats heeft de aangeefster zowel bij de politie, als bij de rechter-commissaris
uitvoerig en gedetailleerd de gebeurtenissen beschreven waaruit het misbruik heeft bestaan.
Daarbij heeft zij context aan haar verhaal gegeven door te vertellen over het contact binnen
de familie en de frequentie van dat contact. Ook heeft zij de verschillende locaties van het
misbruik beschreven, bij welke gelegenheden die locaties werden bezocht en welke
personen daarbij nog meer aanwezig waren. In de verklaring van de aangeefster zijn er vele
momenten geweest waarop zij alleen is geweest met de verdachte. Voorts heeft zij verklaard
over het opvliegende en (verbaal en fysiek) agressieve gedrag van de verdachte jegens haar
en de toenmalige echtgenote van de verdachte. De aangeefster deed haar verhaal eerst
tijdens een zogenoemd 'informatief gesprek zeden', op een later moment bij de aangifte en
weer later tijdens een (naar blijkt uit het proces-verbaal) uitvoerig verhoor bij de rechter-commissaris.
De rechtbank stelt vast deze verklaringen op vele punten, maar vooral in hun
hoofdlijn, consistent zijn en een beeld geven van systematisch en langdurig misbruik
waarbij de verdachte keer op keer aandrong en de aangeefster afwisselend in fases van
tegenzin en afkeer als zwakkere partij steeds meer zwichtte voor de initiatieven en
handelingen van de verdachte, haar oudere neef, en zelfs ging geloven dat het misbruik goed
was en dat zij het zelf ook leuk vond. Bijzonder aan de verklaringen van de aangeefster is
dat zij met een mate van terughoudendheid over het misbruik heeft gesproken en daarbij niet
alleen negatief over de verdachte heeft verklaard. Zo heeft zij ook verteld dat zij positieve
herinneringen heeft aan de leuke (niet-seksuele) activiteiten die de verdachte met haar
ondernam. Dit maakt haar verklaring genuanceerd, wat bijdraagt aan het beeld dat sprake is
van een betrouwbare verklaring omdat zij er niet op uit lijkt de verdachte ongunstiger te
beschrijven dan· hij werkelijk was. De simpele stelling van de verdachte dat hij zo vaak aan
het werk was dat er nauwelijks ruimte was voor contact met de familie, laat staan met voor
één-op-één contact met de aangeefster, is tegenover de uitvoerige beschrijving van de
aangeefster niet geloofwaardig. De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster innerlijk
consistent.
In de tweede plaats wordt de verklaring van de aangeefster op voor de verdachte belastende
onderdelen bevestigd door andere getuigen en/of door (andere) informatie uit het dossier.
Een eerste bevestiging betreft het deel van de verklaring van de aangeefster dat zij veel bij
de verdachte en zijn toenmalige echtgenote, [naam ex-vrouw verdachte] , over de vloer kwam, onder meer om
op hun kinderen te passen, en dat het misbruik daar vaak plaatsvond als de echtgenote van
de verdachte onder de douche stond of lag te slapen. Zij heeft ook beschreven dat de
verdachte (verbaal en fysiek) agressief kon zijn naar zijn echtgenote. Van zijn kant heeft de
verdachte ontkend dat hij thuis was op de momenten dat de aangeefster bij hem thuis was
omdat hij - zoals hiervoor vermeld - altijd aan het werk was. De aangeefster zou vooral
voor zijn echtgenote langs zijn gekomen. De verdachte heeft ook ontkend dat hij agressief
was naar zijn toenmalige echtgenote. De verdenking zou volgens de verdachte valse
beschuldigingen betreffen. De verklaring van de getuige [naam ex-vrouw verdachte] ondersteunt echter de
verklaring van aangeefster. Deze getuige heeft immers verklaard dat de aangeefster
inderdaad kind aan huis was bij haar en de verdachte, dat haar opviel dat de verdachte de
aangeefster vaak vroeg om hem te helpen en dat zij dat dan altijd deed.
Daarin heeft [naam ex-vrouw verdachte] aanleiding gezien om de verdachte te vragen waarom de aangeefster
hem zo vaak hielp, waarop de verdachte tegen haar heeft gezegd dat de aangeefster
gevoelens voor hem had en dat zij verliefd was op de verdachte. [naam ex-vrouw verdachte] heeft toen gezegd
dat hij daar mee uit moest kijken. [naam ex-vrouw verdachte] heeft ook het deel van de verklaring van de
aangeefster bevestigd dat de verdachte verbaal en fysiek agressief was naar [naam ex-vrouw verdachte] .
Een tweede bevestiging is dat de aangeefster heeft verklaard op jonge leeftijd en vrij kort
achter elkaar twee abortussen te hebben moeten ondergaan, omdat zij zwanger was geraakt
van de verdachte als gevolg van het seksueel misbruik. De verdachte zou daarbij het
initiatief tot het organiseren van het bezoek aan de kliniek(en) hebben genomen.
In het dossier is bewijs voorhanden dat de aangeefster inderdaad twee abortussen heeft
ondergaan. Hoewel er verwarring bestaat over de data waarop de abortussen zijn uitgevoerd
en deze op zichzelf beschouwd niet doorslaggevend zijn voor de bewijsvraag, biedt dit wel
ondersteuning aan de verklaring van de aangeefster. Er zijn in het dossier geen aanwijzingen
dat de aangeefster op die jonge leeftijd seksuele omgang had met iemand anders dan de
verdachte.
Een derde bevestiging betreft de verklaring van de aangeefster dat zij op enig moment
chlamydia heeft opgelopen van de verdachte en dat ook zijn toenmalige echtgenote,
[naam ex-vrouw verdachte] , chlamydia van de verdachte had gekregen. Voorts bleek hun dochter bij de
geboorte een chlamydia-infectie te hebben gehad. Deze besmettingen zijn op grond van het
overige dossier aannemelijk en vormen steun voor de verklaring van de aangeefster.
Tot slot heeft de aangeefster nog verklaard dat de verdachte later nog altijd contact zocht
met haar, toen de verdachte een relatie had met getuige [naam getuige] . De verdachte heeft dit
ontkend. Evenwel heeft de getuige [naam getuige] bevestigd dat de verdachte en de aangeefster
app-contact met elkaar hadden. Wat opvalt is dat ook [naam getuige] , hoewel zij over het
algemeen positief heeft verklaard over de verdachte, aangeeft dat de verdachte verbaal en
fysiek agressief is (geweest) naar haar toe. Daarvan heeft zij aangifte gedaan en de
verdachte is toen ook veroordeeld voor huiselijk geweld. De verdachte blijft ook hier echter
volhouden dat het om een valse beschuldiging gaat. De verklaringen van de ex-vrouwen van
de verdachte ondersteunen elkaar erin dat hij agressief kon zijn in zijn relaties met vrouwen.
Daarmee winnen ze naar het oordeel van de rechtbank tevens aan betrouwbaarheid op de
punten waarin ze - onafhankelijk van elkaar - de verklaringen van de aangeefster
ondersteunen.
Tegenover al deze omstandigheden zijn de ontkennende verklaringen van de verdachte niet
overtuigend. Een aannemelijke reden voor de aangeefster om de verdachte, haar neef,
onterecht te belasten is niet naar voren gekomen.
De verdachte heeft stellig naar voren gebracht dat de aangeefster en [naam ex-vrouw verdachte] onder één
hoedje spelen om de verdachte zwart te maken en ervoor te zorgen dat [naam ex-vrouw verdachte] de
volledige voogdij over hun dochter krijgt. Voor dit gestelde ('alternatieve') scenario van de
verdachte ziet de rechtbank in het dossier echter geen aanwijzingen. De verklaringen van de
aangeefster en getuige [naam ex-vrouw verdachte] ondersteunen elkaar, maar zijn niet identiek en lijken niet
op elkaar afgestemd. Daardoor maken zij de indruk onafhankelijk van elkaar en naar
waarheid te zijn afgelegd. Daarbij heeft [naam ex-vrouw verdachte] verklaard dat zij voor het moment dat de
aangeefster haar belde om over het misbruik te vertellen, al jaren geen contact meer met
haar had.
Ook het feit dat de aangeefster in de echtscheidingsprocedure van de verdachte en [naam ex-vrouw verdachte]
een verklaring heeft afgelegd in het nadeel van [naam ex-vrouw verdachte] , waar [naam ex-vrouw verdachte] boos over was,
past niet bij het alternatieve scenario van de verdachte. Dit verweer wordt daarom
verworpen.