ECLI:NL:RBROT:2020:4142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
C/10/594598 / JE RK 20-961
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdbescherming tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2020 een beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], die in een pleegzorgvoorziening verblijven. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in het kader van de coronamaatregelen, waarbij geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat mr. D.H. van Tongerlo, heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen vanwege zorgen over de psychische toestand van de moeder en de veiligheid van de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder momenteel depotmedicatie krijgt en dat er zorgen zijn over haar netwerk en opvoedcapaciteiten. De kinderrechter heeft geoordeeld dat, gezien de eerdere ervaringen met de thuisplaatsing van de kinderen, het noodzakelijk is om extra ondersteuning te bieden aan de moeder voordat de kinderen teruggeplaatst kunnen worden. De kinderrechter heeft daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van drie maanden, zodat de moeder kan worden ondersteund met opvoedondersteuning en woonbegeleiding.

De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een vervolgdatum vastgesteld voor verdere behandeling van de zaak. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/594598 / JE RK 20-961
datum uitspraak: 30 april 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2011 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 16 april 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De kinderrechter heeft de betrokkenen op 30 april 2020 telefonisch, in een zogenoemde conference call, gehoord.
Gehoord zijn, in aanwezigheid van de griffier:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. D.H. van Tongerlo en een telefonische tolk Somalisch, [naam tolk] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. L.C.C. Benraad.
Op verzoek van de moeder is haar psychiater, [naam] , aanwezig geweest bij de telefonische behandeling. De GI heeft hiertegen geen bezwaar geuit.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in een voorziening voor pleegzorg.
Bij beschikking van 7 april 2020 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken.
Bij beschikking van 16 april 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 22 mei 2021. De kinderrechter heeft de op 7 april 2020 verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in stand gelaten en het overig verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De redenen voor de spoeduithuisplaatsing waren de psychische toestand van de moeder en het vermoeden dat broer [naam broer] in de woning zou verblijven. [naam broer] lijkt niet bij de moeder te wonen. De wijkagent heeft hem niet in de buurt gezien. De moeder wordt momenteel ingesteld op depotmedicatie en wordt hierop gecontroleerd. Er zijn nog steeds zorgen over het ontbreken van een netwerk van de moeder, over de opvoeding en verzorging van de kinderen en over de veiligheid van de kinderen. Er zal daarom opvoedondersteuning en woonbegeleiding worden ingezet om de moeder te helpen met haar administratie en het opbouwen van sociale contacten. De opvoedondersteuning zou op 11 mei aanstaande kunnen starten met het observeren van de bezoeken tussen de moeder en de kinderen. Het is nog onbekend wanneer woonbegeleiding zou kunnen starten. De GI acht de inzet van opvoedondersteuning en woonbegeleiding essentieel voor een terugplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] .

Het standpunt van de belanghebbende

Namens en door de moeder is verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Primair is verzocht het verzoek af te wijzen en subsidiair is verzocht de uithuisplaatsing voor maximaal twee maanden te verlengen. De moeder heeft depotmedicatie en zij heeft aangegeven dat de wijkagent of het wijkteam op elk moment mag langskomen om te controleren of [naam broer] in de woning is. [naam kind 1] en [naam kind 2] kunnen daarom teruggeplaatst worden bij de moeder.

De beoordeling

De kinderrechter is van oordeel dat in deze zaak telefonisch horen voldoende is om tot een goed oordeel te komen over het verzoek en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen door betrokkenen naar voren is gebracht is het volgende gebleken. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn op 7 april 2020 met spoed uit huis geplaatst. Zij zijn eerder bijna twee jaar uit huis geplaatst geweest, en zijn in december 2019 weer bij de moeder gaan wonen. Blijkbaar is bij de thuisplaatsing van de kinderen in december 2019 onvoldoende nazorg ingezet. De moeder nam haar medicatie niet in en is opnieuw in een psychose terechtgekomen. Er zijn twee bodemeisen gesteld om een thuisplaatsing van de kinderen mogelijk te maken: de moeder moet haar medicatie innemen en [naam broer] mag niet in de woning verblijven. De moeder is inmiddels gestart met depotmedicatie, maar moet hier nog goed op worden ingesteld. Niet is gebleken, zoals werd vermoed, dat [naam broer] in de woning van de moeder verblijft.
Aangezien het zeer schadelijk zou zijn voor de kinderen wanneer de thuisplaatsing opnieuw niet positief verloopt, is er meer ondersteuning nodig bij de moeder alvorens tot thuisplaatsing kan worden overgegaan. De GI zal opvoedondersteuning inzetten, die naar verwachting op 11 mei aanstaande kan starten. Daarnaast zal woonbegeleiding vanuit GGZ worden ingezet. Om een verdere beschadiging van [naam kind 1] en [naam kind 2] te voorkomen, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van drie maanden. In die periode kan de moeder goed worden ingesteld op de depotmedicatie en kunnen opvoedondersteuning en woonbegeleiding worden ingezet.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van drie maanden. De kinderrechter zal het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen datum. De GI wordt verzocht uiterlijk twee weken voor die datum te rapporteren over de stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 5 augustus 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbende en mr. Van Tongerlo in deze zaak zal plaatsvinden op
21 juli 2020 te 10:30 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbende en mr. Van Tongerlo;
verzoekt de GI zorg te dragen voor de oproeping van een tolk in de Somalische taal.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2020 door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.