In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2020 een beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], die in een pleegzorgvoorziening verblijven. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in het kader van de coronamaatregelen, waarbij geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat mr. D.H. van Tongerlo, heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen vanwege zorgen over de psychische toestand van de moeder en de veiligheid van de kinderen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder momenteel depotmedicatie krijgt en dat er zorgen zijn over haar netwerk en opvoedcapaciteiten. De kinderrechter heeft geoordeeld dat, gezien de eerdere ervaringen met de thuisplaatsing van de kinderen, het noodzakelijk is om extra ondersteuning te bieden aan de moeder voordat de kinderen teruggeplaatst kunnen worden. De kinderrechter heeft daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van drie maanden, zodat de moeder kan worden ondersteund met opvoedondersteuning en woonbegeleiding.
De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een vervolgdatum vastgesteld voor verdere behandeling van de zaak. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.