Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het inleidend exploot van dagvaarding d.d. 8 juli 2019, met producties;
- het verstekvonnis d.d. 1 augustus 2019;
- het verzetexploot d.d. 30 september 2019;
- de faxbrief van 18 oktober 2019 namens [gedaagde] , met producties 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord in oppositie, met producties;
- de conclusie van repliek in oppositie.
2..De vaststaande feiten
1 augustus 2019 is overeenkomstig de eis van Wij Willen Wonen de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling aan Wij Willen Wonen van € 2.576,68, vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 2.508,22 vanaf 3 juli 2019, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3..Het geschil
€ 2.508,22 is ontstaan. Wij Willen Wonen heeft haar vordering ter incasso uit handen gegeven en heeft daarom buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die, evenals de wettelijke rente, op grond van de wet voor rekening van [gedaagde] komen.
4..De beoordeling
28 februari 2019 een kosteloze aanmaning heeft verstuurd die voldoet aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt en het bedrag overeenkomt met het in het Besluit bepaalde tarief.