ECLI:NL:RBROT:2020:4104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
C/10/591658 / JE RK 20-477
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van zes maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in het netwerk bij mw. [naam]. Dit verzoek is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor fysieke zittingen niet mogelijk waren. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld, waarbij de betrokken partijen zijn gehoord.

De feiten wijzen uit dat [naam kind] onder toezicht is gesteld en tijdelijk verblijft bij mw. [naam], de voormalige partner van de moeder. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de Raad, waarbij zij aanvoert dat de situatie niet goed is onderzocht en dat de uitspraken van [naam kind] een verkeerd beeld van haar schetsen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig risico is voor de ontwikkeling van [naam kind] en dat er geen contact is geweest tussen [naam kind] en de moeder sinds het verblijf bij mw. [naam].

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland noodzakelijk is voor het herstel van het contact tussen [naam kind] en de moeder. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en [naam kind] onder toezicht gesteld tot 6 november 2020, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in het netwerk. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/591658 / JE RK 20-477 en C/10/595081 / JE RK 20-1063
datum uitspraak: 6 mei 2020

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2003 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 3 maart 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 16 april 2020, ingekomen bij de griffie op
16 april 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De kinderrechter heeft op 24 april 2020, in het bijzijn van de griffier, de volgende personen, in een zogenoemde conference call, telefonisch gehoord:
- de moeder en haar advocaat mr. B.C. van Haeften,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
[naam kind] is hieraan voorafgaand afzonderlijk telefonisch gehoord, eveneens in aanwezigheid van de griffier.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft in het netwerk, bij mw. [naam] , de voormalige partner van de moeder.
Bij beschikking van 17 februari 2020 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot
17 mei 2020. Bij beschikking van 3 maart 2020 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in het netwerk, te weten bij mw. [naam] , verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

De (deels aangehouden) verzoeken

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van zes maanden. Dit verzoek staat geregistreerd onder het zaaknummer C/10/591658 / JE RK 20-477. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] binnen het netwerk, te weten bij mw. [naam] , verzocht voor de duur van zes maanden. Dit verzoek staat geregistreerd onder het zaaknummer C/10/595081 / JE RK 20-1063.
De Raad heeft de verzoeken gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is onduidelijk hoe het contact tussen [naam kind] en de moeder verstoord is geraakt. Het is belangrijk dat de komende periode wordt gewerkt aan contactherstel tussen [naam kind] en de moeder en dat er duidelijkheid komt over de toekomstige woonsituatie van [naam kind] . Betrokkenheid vanuit de GI als neutrale partij is noodzakelijk om [naam kind] en de moeder hierin te begeleiden en om de juiste hulpverlening in te zetten.

De standpunten

De GI heeft zich aangesloten bij de verzoeken van de Raad. Het is belangrijk dat er gewerkt wordt aan contactherstel tussen [naam kind] en de moeder. Het is op dit moment onduidelijk hoe de relatie verhard is geraakt. De inzet van MDFT zou meer zicht op de situatie kunnen brengen.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de verzoeken. Primair is verzocht de verzoeken af te wijzen. De verzoeken van de Raad zijn gebaseerd op een eenzijdig verhaal van [naam kind] . Hetgeen [naam kind] naar voren heeft gebracht doet de moeder veel verdriet. Zij heeft altijd het beste met [naam kind] voor gehad. De thuissituatie bij de moeder is echter nooit op een goede manier onderzocht en zij wordt alleen maar beschuldigd. Door de uitspraken van [naam kind] wordt er een verkeerd beeld geschetst van de moeder. Er zijn geen andere bronnen dan [naam kind] waaruit blijkt dat de moeder geen veilige thuissituatie kan bieden. Een uithuisplaatsing draagt het risico in zich dat [naam kind] en de moeder nog verder van elkaar verwijderd zullen raken. Subsidiair is verzocht de verzoeken voor drie maanden toe te wijzen. De afgelopen periode is er geen hulpverlening ingezet om over te gaan tot contactherstel. Het is echter wel belangrijk dat dit snel gebeurt. Daarnaast is het van belang dat de pleegzorgscreening spoedig zal plaatsvinden. Ondanks de geuite zorgen door de moeder over het verblijf van [naam kind] bij [naam] , heeft de pleegzorgscreening nog steeds niet plaats gevonden.

De beoordeling

De kinderrechter is van oordeel dat in deze zaak telefonisch horen voldoende is om tot een goed oordeel te komen over het verzoek en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
Uit de overgelegde stukken en de telefonische behandeling is gebleken dat [naam kind] nog ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Sinds het verblijf van [naam kind] bij [naam] is er geen contact geweest tussen [naam kind] en de moeder. Het is onduidelijk waar de verstoorde relatie tussen de [naam kind] en de moeder vandaan komt. De lezingen over wat er gebeurd is van [naam kind] en de moeder blijven tegenstrijdig. De kinderrechter acht het zorgelijk dat, ondanks dat [naam kind] en de moeder beiden aangeven open te staan voor contact, het hen niet lukt om zelfstandig toenadering tot elkaar te zoeken. De komende periode is betrokkenheid van de GI als neutrale partij noodzakelijk om [naam kind] en de moeder te ondersteunen en te begeleiden. Het is belangrijk dat de komende periode onderzocht wordt waar de verstoorde relatie vandaan komt en dat er passende hulpverlening wordt ingezet om in ieder geval tot contactherstel te komen. Daarnaast moet er duidelijkheid komen over het woonperspectief van [naam kind] .
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het BW.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Dordrecht, tot 6 november 2020;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in het netwerk, te weten bij
mw. [naam] , tot 6 november 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.