Op 24 april 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 6 april 2020 een verzoekschrift ingediend voor de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, evenals een verzoek tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter heeft de zaak behandeld via een conference call, aangezien fysieke zittingen niet mogelijk waren door de coronamaatregelen. De moeder en vader van [naam kind] zijn in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden, maar de moeder was onbereikbaar en de vader kon niet worden bereikt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders zijn niet in staat om een stabiele thuissituatie te bieden; de vader is langdurig afwezig en de moeder vertoont ambivalent gedrag. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ingezette hulpverlening niet toereikend is en dat [naam kind] momenteel verblijft bij Pluryn, een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [naam kind].
De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing toegewezen voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om de zaak op 15 september 2020 opnieuw te beoordelen. De Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland zijn verzocht om rapportages in te dienen over de actuele stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.